ECLI:NL:GHAMS:2025:675

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
200.332.275/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de berekening en betaling van overuren en toeslagen door IJmond Transport Kippervervoer B.V.

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van IJmond Transport Kippervervoer B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. De werknemers van IJmond zijn van mening dat het bedrijf hen niet correct heeft betaald voor gewerkte overuren en de bijbehorende toeslagen. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat IJmond de aan de werknemers verschuldigde vergoedingen onjuist berekent, waardoor zij structureel minder salaris ontvangen dan waarop zij recht hebben. IJmond heeft de vorderingen van de werknemers bestreden en een voorwaardelijke eis in reconventie ingediend. Het hof heeft behoefte aan nadere informatie van partijen en heeft besloten een mondelinge behandeling te houden. In dit tussenarrest wordt de zaak naar de rol verwezen voor de opgave van verhinderdata. De werknemers hebben in eerste aanleg gevorderd dat IJmond hen een gemiddelde overurentoeslag verschuldigd is, evenals de uitbetaling van ATV-dagen. De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen, maar IJmond is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol voor opgave van verhinderdata.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.332.275/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10038747 CV EXPL 22-4732
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 maart 2025
in de zaak van
IJMOND TRANSPORT KIPPERVERVOER B.V.,
gevestigd te Beverwijk,
appellante,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. J.F.M. Verheij te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde 1] ,
wonende te [plaats 1] (Tsjechië),
[geïntimeerde 2]
wonende te [plaats 2] (Duitsland),
[geïntimeerde 3] ,
wonende te [plaats 3] ,
[geïntimeerde 4] ,
wonende te [plaats 4] ( [gemeente] ),
[geïntimeerde 5] ,
wonende te [plaats 5] ,
[geïntimeerde 6] ,
wonende te [plaats 6] ,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten,
advocaat: mr. J.F.R. Eisenberger te Heemskerk.
Partijen worden hierna IJmond en de werknemers genoemd.

1.De zaak in het kort

Partijen verschillen van mening over de vraag of IJmond alle door de werknemers gewerkte overuren en de bijbehorende toeslagen op de juiste wijze heeft berekend en betaald. In het hoger beroep bestrijden beide partijen de juistheid van de berekening van de kantonrechter. Het hof heeft behoefte aan een nadere toelichting van partijen en zal daarom een mondelinge behandeling houden. In dit tussenarrest wordt de zaak naar de rol verwezen voor de opgave van verhinderdata.

2.Het geding in hoger beroep

IJmond is bij dagvaarding van 21 juni 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 22 maart 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen de werknemers als eisers in conventie, tevens gedaagden in (voorwaardelijke) reconventie en IJmond als gedaagde in conventie, tevens eiseres in (voorwaardelijke) reconventie (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- een akte uitlating van 3 oktober 2023 van de zijde van IJmond;
- memorie van grieven inhoudende incidentele vordering tot schorsing ex artikel 351 Rv, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met productie.
IJmond heeft haar incidentele vordering ingetrokken en in de hoofdzaak geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en (uitvoerbaar bij voorraad) de vorderingen van de werknemers alsnog zal afwijzen, met veroordeling van de werknemers in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De werknemers hebben in het principale appel geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis. In het incidentele appel hebben de werknemers geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover er 6,35 uur per periode aan loon is toegewezen, en (uitvoerbaar bij voorraad) 12,75 uur per periode zal toewijzen, onder toekenning van de verzochte maximale wettelijke verhoging van 50% en van de wettelijke rente, met veroordeling van IJmond in de kosten van het geding in principaal en incidenteel appel.
IJmond heeft in het incidentele appel geconcludeerd tot (naar het hof begrijpt) bekrachtiging van het bestreden vonnis met (uitvoerbaar bij voorraad) hoofdelijke veroordeling van de werknemers in de kosten van het incidentele appel, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in 2.1 t/m 2.7 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
IJmond is een transportbedrijf en verzorgt goederenvervoer over de weg. De werknemers zijn tussen 2001 en 2016 als chauffeur bij IJmond in dienst getreden. De arbeidsovereenkomsten van [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 6] zijn in 2021 dan wel 2022 beëindigd. [geïntimeerde 3] , [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 5] zijn nog in dienst.
3.2.
IJmond is aangesloten bij Transport en Logistiek Nederland, de ondernemersorganisatie voor de transport- en logistieke sector, die contractspartij bij de CAO Beroepsgoederenvervoer over de weg (hierna: de cao) is. In de arbeidsovereenkomsten van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] is de cao van toepassing verklaard, en in de arbeidsovereenkomsten van [geïntimeerde 4] en [geïntimeerde 6] de laatste versie van de cao.
3.3.
In de navolgende perioden is de cao algemeen verbindend verklaard:
  • 12 februari 2015 tot 1 januari 2017 (Stcrt. 2015, 961)
  • 17 augustus 2017 tot 18 augustus 2019, dan wel tot 1 januari 2020 (Stcrt. 2017, 39465)
  • 1 oktober 2020 tot 1 januari 2021 (Stcrt. 2020, 36920)
  • 24 september 2021 dan wel 29 september 2021 tot 1 januari 2023 (Stcrt. 2021, 37713)
3.4.
De werknemers die destijds in dienst waren, hebben van IJmond op 9 februari 2007 een brief ontvangen waarin onder andere het volgende staat:
“Ons is gebleken dat het met name voor de nieuwe collega’s niet duidelijk is hoe het salaris is opgebouwd. Zoals iedereen inmiddels wel weet zit achter het verhaal van salarisopbouw een stukje historie, waardoor de opbouw van het salaris wat onduidelijk is. Middels deze brief trachten wij wat meer duidelijkheid te verschaffen. Wat u ook behoort te weten is dat bij het uitkomen van het nieuwe CAO per 1 april as. met de collega’s [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 3] de eventuele wijzigingen van de nieuwe CAO zullen worden doorgesproken.
Zover is het echter nog niet en willen we bij deze voor iedereen duidelijk maken hoe de huidige salarisopbouw er uit ziet. (…)
2. Bepaling werkuren.
Vanaf 1 februari jl. zal 12 uur per dienst afgerekend worden. (…) Er wordt geen schaft van de diensttijd ingehouden waardoor 12 uur per dienst wordt afgerekend. Dit geldt tevens bij overwerk (extra diensten). (..)
3. Vaste vergoeding per periode.
Het aantal zaterdag- en zondaguren van de ploegen, genomen over het hele jaar volgens het vaste rooster, worden gemiddeld per loonperiode afgerekend. Dit voorkomt grote verschillen in salaris per loonperiode. De overige uren extra uren volgens het rooster worden in een tijd-voor-tijd regeling geplaatst om gemiddeld aan 40 uur per week te komen. Mocht er volgens het rooster meer dan 40 uur in een week gewerkt worden, dan worden deze uren vergoedt à 30%. Ook deze “30%-uren” worden op jaarbasis verdeeld over de 13 loonperiodes.
Om tot de juiste vergoeding per loonperiode te komen is een cyclus van 4 jaar ploegendienst bekeken. Als vaste vergoeding per loonperiode zal per 1 februari 2007 24 zaterdaguren (toeslag 50%), 24 zondaguren (toeslag 100%) en 40,83 uren à 30% worden afgerekend. Dit vindt u terug op de loonstrook. (…)
7. ATV dagen.
De in het CAO aangegeven ATV dagen (3,50 dagen) worden niet uitgekeerd. Deze dagen worden door u ingeleverd ter compensatie voor het niet inhouden (doorbetalen) van schafttijden tijdens de diensten.
8. Overwerk.
Onder overwerk wordt verstaan de gewerkte uren boven de 40 uur/week. In de regel zijn dat extra diensten naast het vaste ploegendienstenrooster. De overuren worden vergoedt à 130% (overwerk van maandag t/m vrijdag), 150% (overwerk op zaterdag) en 200% (overwerk op zon- en feestdagen).”
3.5.
[naam 1] , consulent naleving cao beroepsgoederenvervoer bij CNV, heeft IJmond op 19 augustus 2016 een brief geschreven waarin, voor zover van belang, het volgende staat:
“(…) Uit de mij beschikbare informatie maak ik op dat er afwijkende afspraken zijn gemaakt met betrekking tot (onder andere) salariëring en verlof. Naar ik begrijp zijn deze afspraken reeds geruime tijd geleden gemaakt en zijn de overwegingen en berekeningen die aan de afspraken ten grondslag liggen niet (meteen) voor handen.
Omdat de toegepaste voorwaarden en de uitleg daaromtrent de nodige vragen oproept, zou ik graag een nadere schriftelijke toelichting ontvangen op de toegepaste arbeidsvoorwaarden en de totstandkoming daarvan. (…) In beginsel zijn afspraken die afwijken van de cao nietig. (…)”
3.6.
In een memo van [naam 2] , [functie 2] a.i. van IJmond, van 14 februari 2017 staat onder andere:
“Vanuit het chauffeursoverleg is aangegeven dat :
a. De huidige betalingssystematiek niet volgens de CAO is.
In 2003 is de discussie blijven steken als gevolg van het vertrek van de toenmalige HR-manager. Van de zijde van de FNV zijn nog wel daarna gesprekken gevoerd doch nimmer geformaliseerd. Door het ontbreken van dit laatste vindt e.e.a. feitelijk zonder basis plaats. Wel – hetzij nadrukkelijk vermeld – vindt honorering van de uren voor bijna de volle 100% plaats. (…)
b. Er te weinig uren uitbetaald worden.
(…) Tevens worden per periode 40,83 uur á 30% uitbetaald (…). De herkomst hiervan is helaas niet meer te achterhalen. (…)”
3.7.
[naam 3] , bestuurder [functie 1] van FNV, heeft IJmond bij brief van 16 januari 2019 (voor zover van belang) het volgende geschreven:
“(…) U was/bent van mening dat de huidige regeling voldoet en zich leent voor dispensatie. (…) Dit alles is inmiddels gebeurd en heeft voor ons tot de conclusie geleidt dat de regeling zoals nu toegepast wordt in strijd is met de cao Beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen (reeds bekend) maar ook dat de huidige regeling zich niet leent voor dispensatie (…).”
3.8.
Bij brief aan IJmond van 10 december 2017 met het onderwerp “loonvoorwaarde vakantierechten” heeft [geïntimeerde 4] aanspraak gemaakt op achterstallig salaris voor de periode 2013 tot en met 2017. In de brief staat daarover onder meer het volgende:
“Tijdens mijn vakantie wordt door u niet het juiste loon betaald. Ten onrechte wordt geen rekening gehouden met de gemaakte overuren, ploegentoeslag en toeslagen voor het werken in de nacht en/of voor het werken op zaterdag en/of zondag. (…) Ik ben van oordeel dat in mijn geval de toeslag voor werken op zaterdag, toeslag eendaagse nachtritten/toeslagenmatrix, ploegentoeslag en toeslag voor werken op zondag valt onder het loonbegrip van artikel 7:639 BW jo. 7:610 BW en dat deze toeslagen intrinsiek samenhangen met mijn werkzaamheden als chauffeur in het beroepsgoederenvervoer. (…)”
3.9.
IJmond heeft de ontvangst van de vordering van [geïntimeerde 4] bij brief van 8 januari 2018 bevestigd en heeft deze afgewezen.
3.10.
De werknemers hebben IJmond op 19 oktober 2021 een brief gestuurd waarin zij aanspraak maken op “
nakoming van alle verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en cao vanaf 2016-heden”. Daarbij hebben de werknemers de verjaring van hun vorderingen ten aanzien van (onder meer) overuren en andere toeslagen gestuit.
3.11.
[geïntimeerde 2] heeft op 23 juli 2022 een schriftelijke verklaring afgelegd, waarin onder meer het volgende staat:
“In 02-2009 [bedoeld zal zijn 2007, hof] kwam er van IJmond transport een schrijven aan al het personeel met een uitleg over de betalingssystematiek. (…)
En zijn er vele vragen van mij en andere collega’s aan IJmond gesteld. Steeds kwam er geen antwoord of “je moet hier niet werken”.
Er zijn individuele pogingen gedaan via de vakbonden. Ook hierop kwam geen duidelijk antwoord, alleen we kijken het na. (…)
In 2017 zijn we collectief naar de vakbonden (FNV en CNV) gestapt, hebben veel vergaderingen gehad en nog meer mail verkeer en uitstel. (…)”

4.Eerste aanleg

4.1.
De werknemers hebben in eerste aanleg (na wijziging van eis) gevorderd dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad (samengevat en voor zover in hoger beroep nog van belang):
  • i) voor recht zal verklaren dat IJmond per salarisperiode een gemiddelde overurentoeslag verschuldigd is van 26,1 uren à 100%, te vermenigvuldigen met het geldende uurloon;
  • ii) voor recht zal verklaren dat IJmond geen ATV-dagen heeft uitgekeerd aan de werknemers in de periode 2016-heden, waartoe zij op grond van de cao wel gehouden is;
  • iii) IJmond zal veroordelen tot betaling aan de individuele werknemers van diverse bedragen, zijnde de nabetaling van (onder meer) de correcte berekening van overuren;
  • iv) IJmond zal veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging ad 50% alsmede de wettelijke rente over de gevorderde bedragen;
  • v) IJmond zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 2.775,- en tot betaling van de proceskosten, inclusief nakosten.
4.2.
Aan deze vorderingen hebben de werknemers ten grondslag gelegd dat IJmond de aan de werknemers verschuldigde vergoedingen onjuist berekent, zodat de werknemers structureel minder salaris ontvangen dan waarop zij contractueel en op grond van de cao recht hebben. Ook de ATV-dagen keert IJmond niet uit, hoewel de cao een recht op 3,5 ATV-dagen op jaarbasis geeft en afwijken van de cao niet mogelijk is.
4.3.
IJmond heeft de vorderingen van de werknemers bestreden met een beroep op de klachtplicht van artikel 6:89 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en met een betwisting van de juistheid van de door de werknemers gehanteerde berekeningen. IJmond heeft ook een voorwaardelijke eis in reconventie ingediend, inhoudende dat (in het geval de kantonrechter de verklaring voor recht met betrekking tot de ATV-dagen zou toewijzen) de kantonrechter voor recht zal verklaren (primair) dat IJmond vanaf 2016 de pauze van 1,5 uur per gewerkte dag onverschuldigd aan de werknemers heeft doorbetaald, (subsidiair) dat de werknemers vanaf 2016 ongerechtvaardigd zijn verrijkt vanwege de doorbetaalde pauze van 1,5 uur per gewerkte dag.
4.4.
Aan deze vordering legt IJmond ten grondslag dat zij de ATV-dagen niet toekent omdat de pauzes worden doorbetaald. Als voor recht zou worden verklaard dat IJmond geen ATV-dagen heeft uitgekeerd terwijl zij daartoe op grond van de cao is gehouden, zou de grondslag voor de regeling op basis waarvan de pauzes worden doorbetaald, komen te vervallen. De werknemers hebben de voorwaardelijke vordering in reconventie bestreden.
4.5.
De kantonrechter heeft het verweer van IJmond, inhoudende dat de vorderingen van de werknemers niet kunnen worden toegewezen omdat de werknemers de op hen rustende klachtplicht hebben geschonden, verworpen. Volgens de kantonrechter moet het IJmond duidelijk zijn geweest dat er al jaren onenigheid was over de hoogte van het uit te betalen loon en de toeslagen. De kantonrechter heeft verder overwogen dat, hoewel de werknemers niet expliciet nabetaling van garantie-uren vorderen, uit de producties van de werknemers wel volgt dat die garantie-uren onderdeel zijn van hun berekening. Nu IJmond de garantie-uren ten onrechte niet heeft betaald, heeft de kantonrechter op basis van haar eigen berekening IJmond tot nabetaling van 6,35 keer het geldende uurloon per loonperiode veroordeeld. Voor [geïntimeerde 4] geldt dat de vordering vanaf 1 januari 2013 wordt toegewezen, nu de verjaring van zijn vordering is gestuit in januari 2018, en voor de overige werknemers vanaf 1 oktober 2016. De kantonrechter wijst de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de ATV-dagen toe. Daartoe overweegt de kantonrechter dat IJmond heeft erkend de ATV-dagen niet te hebben uitgekeerd. Het niet uitbetalen van ATV-dagen is echter strijdig met de cao. De cao heeft een standaardkarakter, zodat afwijkingen van de cao niet zijn toegestaan, ondanks het feit dat de werknemers daarvoor worden gecompenseerd. De kantonrechter wijst de vordering van IJmond in reconventie af, omdat de rechtsgrond voor de doorbetaling van pauzes is gelegen in de toezegging van IJmond zelf. De kantonrechter veroordeelt IJmond tot betaling van de wettelijke rente en de wettelijke verhoging ter hoogte van 15% over de na te betalen garantie-uren. IJmond moet ook buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 925,- betalen. In conventie moeten beide partijen hun eigen proceskosten dragen. In reconventie wordt IJmond veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de werknemers. De kantonrechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

5.Beoordeling

5.1
IJmond heeft in het principale appel tien grieven aangevoerd tegen het bestreden vonnis. De werknemers hebben de grieven bestreden en hebben in het incidentele appel twee grieven tegen het bestreden vonnis gericht. IJmond heeft de grieven van de werknemers bestreden.
5.2.
Het hof overweegt dat het behoefte heeft aan nadere informatie van partijen alvorens een beslissing te nemen in het principale en incidentele hoger beroep. Het hof is daarom voornemens een mondelinge behandeling te houden om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten nader toe te lichten en vragen van het hof te beantwoorden. Het hof zal de zaak daarom naar de rol verwijzen voor de opgave van verhinderdata door beide partijen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.DE BESLISSING

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 1 april 2025 voor opgave door beide partijen van hun verhinderdata in de maanden april tot en met augustus 2025;
in principaal en incidenteel appel:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, R.L. de Graaff en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2025.