ECLI:NL:GHAMS:2025:698
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van verdachte in strafzaak
Op 6 maart 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Amsterdam was veroordeeld op 29 december 2022. De verdachte, geboren in 1965, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 6 maart 2025 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep. De raadsman van de verdachte had op 16 september 2024 per e-mail aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenste te handhaven, wat betekende dat hij zijn eerder geformuleerde bezwaren tegen het vonnis introk. Het hof concludeerde dat er geen rechtens te respecteren belang was dat een nader onderzoek van de zaak rechtvaardigde. Gelet op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep. De beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, met de griffier aanwezig, en het arrest werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Mr. Van Es was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.