ECLI:NL:GHAMS:2025:719

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2025
Publicatiedatum
24 maart 2025
Zaaknummer
200.343.111/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een elektronische overeenkomst en de gevolgen van een niet-conforme bestelknop

In deze zaak oordeelt het Gerechtshof Amsterdam over de rechtsgeldigheid van een overeenkomst tussen Innova Energie B.V. en een consument, waarbij de consument niet is verschenen. Het hof stelt vast dat de bestelknop van Innova Energie niet voldoet aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De consument had een overeenkomst gesloten voor de levering van elektriciteit en gas, maar de formulering op de bestelknop was niet duidelijk genoeg om aan te geven dat het aanklikken ervan een betalingsverplichting met zich meebracht. Het hof vernietigt het eerdere vonnis van de kantonrechter, die de vorderingen van Innova Energie had afgewezen, en past een korting van één derde toe op de hoofdsom. Het hof oordeelt dat de consument ongerechtvaardigd is verrijkt en veroordeelt hem tot betaling van € 2.066,16 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten in eerste aanleg worden aan de consument opgelegd, terwijl de kosten in hoger beroep worden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.343.111/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10741803 CV EXPL 23-3447
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 maart 2025
in de zaak van
INNOVA ENERGIE B.V.,
gevestigd te Delft,
appellante,
advocaat: mr. E.A.H. ten Berge te Naaldwijk,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [plaats 1] , gemeente [plaats 2] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna Innova Energie en [geïntimeerde] genoemd.

1.De zaak in het kort

In deze (verstek)zaak oordeelt het hof dat de bestelknop van Innova Energie niet voldoet aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het hof ziet aanleiding de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen en een korting van één derde toe te passen op de hoofdsom (vgl. Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1355).

2.Het geding in hoger beroep

Innova Energie is bij dagvaarding van 13 maart 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 21 december 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Innova Energie als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Tegen [geïntimeerde] is (ook in hoger beroep) verstek verleend.
Innova Energie heeft een memorie van grieven met producties genomen. Innova Energie heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - de vorderingen van Innova Energie alsnog geheel zal toewijzen. Voor het geval het hof de gehele overeenkomst tussen partijen zal vernietigen, heeft Innova Energie geconcludeerd dat het hof voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde] ex artikel 6:212 BW ongerechtvaardigd is verrijkt en zal worden veroordeeld tot vergoeding van € 3.677,29 uit hoofde van die verrijking, vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.097,69 vanaf 28 september 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. In alle gevallen heeft Innova Energie geconcludeerd dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld al hetgeen Innova Energie ter uitvoering van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft voldaan aan haar terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.Feiten

Het hof stelt de volgende feiten vast.
3.1.
[geïntimeerde] heeft met Innova Energie een overeenkomst gesloten waarbij Innova Energie elektriciteit en/of gas levert aan [geïntimeerde] . De overeenkomst is ingegaan op 7 januari 2022 voor de duur van een jaar.
3.2.
Op de overeenkomst zijn de Kwaliteitscriteria Innova Elektriciteit voor kleinverbruikers, de Algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan particuliere kleinverbruikers 2017, de Aansluit- en transportovereenkomst voor elektriciteit en/of gas en de Contract- en productvoorwaarden particulier van toepassing.
3.3.
De overeenkomst is tot stand gekomen via een vergelijkingswebsite.
3.4.
Voor het aangaan van de overeenkomst heeft [geïntimeerde] op die website op een zogenoemde bestelknop geklikt. Bij het aangaan van de overeenkomst diende een aanvinkvakje te worden aangeklikt met de tekst “
Ik begrijp dat ik een betalingsovereenkomst aanga en accepteer de voorwaarden”. Na het aanklikken van het aanvinkvakje kon worden overgegaan tot het klikken op de knop ‘
Bevestig je aanvraag’.
3.5.
[geïntimeerde] heeft drie van de door Innova Energie uit hoofde van de overeenkomst verzonden voorschotnota’s voldaan. Nadien heeft hij niet meer betaald, terwijl hij wel energie is blijven verbruiken.
3.6.
De overeenkomst is op 3 juni 2022 voortijdig opgezegd door Innova Energie vanwege wanbetaling door [geïntimeerde] .
3.7.
[geïntimeerde] is ondanks diverse aanmaningen en een zogenoemde ‘veertiendagenbrief’ niet tot betaling overgegaan.

4.Eerste aanleg

4.1.
Innova Energie heeft in eerste aanleg gevorderd [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van
€ 3.097,69 aan hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente over € 3.097,69 vanaf 28 september 2023, van € 144,83 aan verschenen rente tot 28 september 2023 en van € 434,77 aan buitengerechtelijke incassokosten, alsmede van de proceskosten.
4.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen en Innova Energie in de proceskosten veroordeeld. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat Innova Energie niet heeft voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW, omdat met de woorden “
Bevestig je aanvraag” op de bestelknop geen duidelijke mededeling is gedaan dat de consument met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting aangaat. Het feit dat de consument eerst het aanvinkvak met de zinsnede ‘
Ik begrijp dat ik een betalingsovereenkomst aanga en accepteer de voorwaarden’ moet hebben aangeklikt maakt dit volgens de kantonrechter niet anders. De kantonrechter heeft de overeenkomst vernietigd voor wat betreft de betalingsverplichting van [geïntimeerde] en voor het overige in stand gelaten. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering ook niet toewijsbaar is op de (meer) subsidiaire grondslagen. Voor onverschuldigde betaling is immers vereist dat dit zonder rechtsgrond is gebeurd. Nu de overeenkomst alleen ten aanzien van de betalingsverplichting is vernietigd, is de verplichting zijdens Innova Energie in stand gebleven en dus niet onverschuldigd. Voor de vordering tot nakoming geldt dat deze door de vernietiging is komen te vervallen.

5.Beoordeling

5.1.
Innova Energie keert zich met acht grieven tegen het vonnis van de kantonrechter. De grieven 1 tot en met 4 hebben betrekking op de overweging van de kantonrechter dat het bestelproces van Innova Energie niet is ingericht als beschreven in artikel 6:230v lid 3 BW. Grief 5 ziet op de schadevergoeding uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking. Met grief 6 komt Innova Energie op tegen de gedeeltelijke vernietiging die slechts ziet op de betalingsverplichting van [geïntimeerde] . Grief 7 heeft betrekking op de proceskostenveroordeling en grief 8 ziet op de afwijzing van de vorderingen van Innova Energie.
5.2.
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] consument is en Innova Energie een handelaar in de zin van artikel 6:230g lid 1 sub a en b BW, zodat de overeenkomst tussen partijen een consumentenovereenkomst is. Omdat de overeenkomst online tot stand is gekomen, betreft dit een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 6:230g lid 1 sub e BW. Dat betekent dat moet zijn voldaan aan de eisen van artikelen 6:230m en 6:230v BW.
5.3.
Of het bestelproces van Innova Energie voldoet aan de eisen zoals neergelegd in artikel 6:230v lid 3 BW moet, zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen, door de rechter ambtshalve worden getoetst (Hoge Raad 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677).
5.4.
Uit artikel 6:230v lid 3 BW volgt dat een handelaar voor het sluiten van een elektronische overeenkomst op afstand haar elektronische bestelproces zo moet inrichten dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden nadat hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt. Dit brengt met zich dat de bestelknop op de internetsite die [geïntimeerde] heeft gebruikt een ondubbelzinnige formulering moet bevatten die goed leesbaar is en waaruit moet blijken dat het plaatsen van een bestelling een betalingsverplichting ten opzichte van Innova inhoudt. Een overeenkomst is vernietigbaar als deze in strijd met artikel 6:230v lid 3 BW tot stand komt.
5.5.
Om te beoordelen of de handelaar aan deze verplichting heeft voldaan, moet alleen rekening worden gehouden met de woorden op de bestelknop. Op de verdere omstandigheden van het bestelproces mag geen acht worden geslagen, omdat voor de consument duidelijk moet zijn op welk moment hij de betalingsverplichting daadwerkelijk aangaat. Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) van 7 april 2022 (ECLI:EU:C:2022:269,
Fuhrmann).
5.6.
Uitsluitend de woorden op de bestelknop moeten zowel in de omgangstaal als in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument noodzakelijkerwijs en consistent in verband worden gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting. Bovendien maken de tekst van en de toelichting bij artikel 6:230v lid 3 BW uitdrukkelijk onderscheid tussen bestellen of een bestelling plaatsen enerzijds en een betalingsverplichting aangaan anderzijds (vgl. Hoge Raad 4 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1355).
5.7.
Innova Energie heeft gesteld en met een uitdraai van haar elektronische bestelformulier onderbouwd dat haar elektronische bestelformulier aldus is ingericht dat bij het invullen van de klant- en betaalgegevens op een aanvinkvakje dient te worden geklikt met de tekst “
Ik begrijp dat ik een betalingsovereenkomst aanga en accepteer de voorwaarden” alvorens de consument kan overgaan tot het klikken op de knop met de tekst ‘
Bevestig je aanvraag’.
5.8.
Het hof is van oordeel dat het bestelproces van Innova Energie niet voldoet aan de eisen zoals neergelegd in artikel 6:230v lid 3 BW. Uit de door Innova Energie verstrekte informatie blijkt niet dat op de knop of soortgelijke functie, waarmee de bestelling van energie door [geïntimeerde] werd verricht, was aangegeven dat een “bestelling met betalingsverplichting” werd aangegaan. Op de desbetreffende knop staat ‘Bevestig je aanvraag’, maar met die woorden is niet duidelijk dat met het aanklikken van die knop een betalingsverplichting wordt aangegaan. De tekst op de bestelknop is taalkundig vrijblijvend, wat maakt dat de bestelknop geen ondubbelzinnige formulering bevat waaruit blijkt dat het aanklikken daarvan een betalingsverplichting ten opzichte van Innova inhoudt. De tekst op de bestelknop voldoet dan ook niet aan het vereiste dat deze zowel in de omgangstaal als in de ogen van de normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument noodzakelijkerwijs en consistent in verband moet worden gebracht met het ontstaan van een betalingsverplichting. De door Innova Energie aangevoerde omstandigheid dat pas op de bestelknop kan worden geklikt, nadat het aanvinkvakje met de tekst “
Ik begrijp dat ik een betalingsovereenkomst aanga en accepteer de voorwaarden” is aangeklikt, is daartoe onvoldoende, nu uitsluitend rekening gehouden moet worden met de woorden op de bestelknop. Zoals het HvJEU in het Furhmann-arrest heeft overwogen, moet voor de consument duidelijk zijn op welk moment de overeenkomst daadwerkelijk wordt aangegaan. Dat [geïntimeerde] de overeenkomst ruim voor het Fuhrmann-arrest is aangegaan leidt niet tot een ander oordeel. Innova Energie diende immers op grond van artikel 6:230v lid 3 BW reeds aan die verplichting te voldoen. Ook doen de door Innova Energie aangevoerde omstandigheden dat het een feit van algemene bekendheid is dat het afnemen van energie en/of gas geld kost, dat [geïntimeerde] structureel energie heeft afgenomen en haar energieverbruik heeft doorgezet, dat [geïntimeerde] de voorschotnota’s heeft voldaan en een bevestigingsbrief, diverse facturen en aanmaningen heeft ontvangen, niet af aan de op de handelaar rustende informatieplicht van artikel 6:230v lid 3 BW. Het HvJEU is in de hiervoor onder 5.5 aangehaalde Fuhrmann-zaak onmiskenbaar streng in de toepassing van de richtlijn. Daarnaast heeft de Hoge Raad deze strenge toepassing bevestigd in het hiervoor onder 5.6 aangehaalde arrest.
5.9.
De overeenkomst wordt gedeeltelijk vernietigd, in die zin dat een prijsvermindering zal worden toegepast. Het geheel wegvallen van de betalingsverplichtingen van [geïntimeerde] zou weliswaar stroken met de bepaling in artikel 8 lid 2 van de Richtlijn consumentenrechten (Richtlijn 2011/83/EU), maar beantwoordt in dit geval niet aan de eis dat de sancties ook voor de handelaar evenredig moeten zijn. Het hof acht een korting van één derde op de betalingsverplichting van [geïntimeerde] passend. Dit strookt ook met de per 1 februari 2025 gewijzigde Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl). Dat betekent dat de oorspronkelijke hoofdsom van € 3.097,69 wordt verminderd met € 1.031,53. Derhalve zal € 2.066,16 aan hoofdsom worden toegewezen.
5.10.
Nu het hof de overeenkomst gedeeltelijk vernietigt, komt het hof toe aan de beoordeling van de (meer) subsidiaire grondslagen voor de vordering van Innova Energie. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de vordering uit hoofde van onverschuldigde levering c.q. nakoming niet toewijsbaar is. De levering door Innova Energie was immers niet onverschuldigd. De verplichting van Innova Energie daartoe vloeit voort uit de overeenkomst en is in stand gebleven. Voorts - ten aanzien van de gevorderde nakoming - ligt in het oordeel van het hof over de prijsvermindering besloten dat [geïntimeerde] niet gehouden is tot betaling van meer dan het door het hof hiervoor vastgestelde bedrag.
5.11.
Aan de vordering uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking komt het hof niet toe omdat het niet overgaat tot vernietiging van de gehele overeenkomst.
5.12.
Innova Energie heeft in eerste aanleg gesteld en onderbouwd dat zij aan de overige op haar rustende precontractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230v BW heeft voldaan. Het hof volgt haar daarin.
5.13.
De grieven slagen gedeeltelijk. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. Het hof zal alsnog € 2.066,16 aan hoofdsom toewijzen vermeerderd met (herberekend volgens de gebruikelijke staffel) € 309,92 aan buitengerechtelijke incassokosten. Over de hoofdsom zal de wettelijke rente (inclusief de gevorderde verschenen rente) worden toegewezen vanaf de vervaldata van de facturen, waarbij de korting van één derde per factuur in mindering dient te worden gebracht.
5.14.
Bij deze uitkomst zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg, gebaseerd op het liquidatietarief dat past bij het toegewezen bedrag. Door de facturen van Innova Energie niet te betalen, heeft [geïntimeerde] haar genoodzaakt een procedure te starten. De proceskosten in hoger beroep zullen worden gecompenseerd, omdat de reden voor het gegrond achten van het appel niet door [geïntimeerde] is uitgelokt of aan hem kan worden toegerekend.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
doet opnieuw recht:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Innova Energie van € 2.066,16 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag van voldoening en van € 309,92 aan buitengerechtelijke incassokosten;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in eerste aanleg, begroot op € 574,84 aan verschotten en € 199,- aan salaris gemachtigde;
bepaalt dat in hoger beroep ieder de eigen kosten draagt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. van de Poel, M.C. Bosch en M.E. van Neck en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2025.