4.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft het volgende overwogen:
“
Beoordeling van het geschil
Op de zaak betrekking hebbende stukken
6. Eiser heeft gesteld dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten de bouwtekeningen en iWOZ-kaarten te overleggen. Door deze zogenaamde 8:42-stukken niet over te leggen heeft verweerder volgens Eiser onvoldoende inzichtelijk dan wel oncontroleerbaar gemaakt welke gegevens en aannames zijn gebruikt voor de vaststelling van de WOZ-waarde van de woning.
7. De rechtbank oordeelt dat deze gegevens van de VNG in beginsel niet tot de op de zaak betrekking hebbende stukken horen en hoeven dus in principe niet verstrekt te worden (Gerechtshof Amsterdam 20 januari 2022, ECLI:NL:GHAMS:2022:310 en Hoge Raad 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1526). 8. In de beroepsfase geldt een actieve informatieverschaffing en moet verweerder alle op de zaak betrekking hebbende stukken overleggen. Zoals uit het hierna overwogene volgt heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank aan deze verplichting voldaan.
9. De rechtbank overweegt in dit verband dat in de door verweerder overgelegde matrix alle van belang zijnde objectkenmerken van deze vergelijkingsobjecten zijn benoemd: bouwjaar, type woning, waardekenmerken, oppervlaktematen en de prijs per vierkante meter. Ook zijn in de matrix en de daarbij gevoegde informatie van Vastgoedpro te zien met welk prijsindexbedrag de op een bepaalde datum overeengekomen verkoopprijs gecorrigeerd is naar de waardepeildatum. Ook heeft verweerder de grondstaffel overgelegd.
10. Eiser heeft gesteld dat hij meer informatie wil over het indexcijfer en de gehanteerde objectkenmerken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de matrix in beroep het vereiste inzicht in deze gegevens gegeven. Er is wat betreft het indexcijfer en de objectkenmerken geen sprake van een “black box”-achtige situatie waarbij sprake is van een besluit dat het resultaat is van een geautomatiseerd proces dat gebaseerd is op ondoorzichtige gegevens, aannames en keuzes die ter controle van de gegevens, aannames en keuzes aan de belanghebbende verstrekt moeten worden (Hoge Raad 17 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1316). Het gaat immers om een door een taxateur opgestelde matrix waarin de gehanteerde index en objectkenmerken zichtbaar zijn en dus ook gecontroleerd kunnen worden. 11. Ingevolge artikel 17, tweede lid, Wet WOZ, wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Daarbij heeft als waarde te gelden de waarde in het economische verkeer. Dat is de prijs die bij aanbieding ten verkoop op de voor die onroerende zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding door de meest biedende gegadigde voor de onroerende zaak zou zijn betaald.
12. Ingevolge artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Uitvoeringsregeling) wordt de waarde, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet, voor woningen bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
13. Op verweerder rust de last aannemelijk te maken dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
14. De rechtbank stelt vast dat verweerder de waarde van de woning heeft onderbouwd aan de hand van de vergelijkingsmethode. verweerder heeft als vergelijkingsobjecten de [Straat 1] 3, [Straat 1] 5, [Straat 2] 28 en [Straat 2] 24 gebruikt.
15. Eiser bestrijdt dat de oppervlakten van de referentieobjecten juist zijn. Deze stelling slaagt niet. verweerder stelt dat de oppervlakten van de woningen consequent zijn ingemeten volgens de daarvoor geldende regels, die zijn gebaseerd op de zogenoemde NEN 2580-norm. De meetinstructie is opgesteld door de Waarderingskamer. De gebruiksoppervlakten staan vermeld in de matrix. Nu Eiser daar niets tegen heeft ingebracht gaat de rechtbank uit van de gebruiksoppervlakten zoals vermeld in de matrix van verweerder.
16. Eiser stelt dat de referenties geen hoek-, maar tussenwoningen zijn en het niet duidelijk is of met de afnemende meerwaarde rekening is gehouden.
17. Deze stelling volgt de rechtbank niet. verweerder heeft als vergelijkingsobjecten tussenwoningen mogen gebruiken. Immers, ter zitting heeft verweerder toegelicht dat en hoe er wel degelijk rekening is gehouden met de afnemende meerwaarde en daarvoor verwezen naar de grondstaffel die is opgenomen in bijlage twee die bij de waardematrix is overgelegd. De rechtbank kan dit volgen en acht dit voldoende.
18. Eiser stelt dat het onderhoud van de woning niet als matig moet worden gekwalificeerd, maar als slecht. Dit volgt volgens Eiser uit de vele foto’s die van de woning zijn overgelegd. Deze stelling volgt de rechtbank niet. Uit de foto’s blijkt dat onderhoud aan de woning voor een aantal zaken nodig is, maar uit de foto’s blijkt niet dat de gehele woning in een slechte staat verkeert. De rechtbank volgt daarom verweerder dat de kwalificatie van de woning matig is.
19. De rechtbank acht de door verweerder aangevoerde vergelijkingsobjecten aan de [Straat 1] 3, [Straat 1] 5, [Straat 2] 28 en [Straat 2] 24 voldoende vergelijkbaar. Daartoe overweegt zij dat deze vergelijkingsobjecten kort vóór of na de waardepeildatum zijn verkocht en het alle in [Z] gelegen woningen zijn met gelijke bouwjaren. Ook de opstalgrootte wijkt niet teveel af van die van de woning. De objecten zijn zeer goed vergelijkbaar omdat deze objecten vlakbij de woning zijn gelegen. De verkoopprijzen van de door verweerder getoonde objecten kunnen naar het oordeel van de rechtbank dan ook dienen ter onderbouwing van de waarde van de woning.
20. Weliswaar vertonen de door verweerder getoonde objecten verschillen met de woning, maar het gaat erom of verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen. Dat laatste heeft verweerder gedaan. Daartoe overweegt de rechtbank dat verweerder met het verweerschrift en de daarbij overgelegde waardematrix een afdoende toelichting heeft gegeven op de vastgestelde waarde aan de hand van de voor de woning en de vergelijkingsobjecten gehanteerde vierkante meterprijzen. verweerder heeft aannemelijk gemaakt dat voldoende rekening is gehouden met de verschillen in grootte van de opstal, de ligging, kwaliteit en onderhoud, alsmede de aanwezigheid van bijgebouwen.
21. Eiser stelt dat niet inzichtelijk is gemaakt op welke wijze de verkoopcijfers zijn geïndexeerd. De rechtbank is van oordeel dat de enkele stelling dat de indexering niet inzichtelijk is, deze niet onjuist maakt. Uit de door verweerder overgelegde bijlage bij de waardematrix volgen de voor de referentieobjecten gehanteerde indexeringspercentages zodat deze inzichtelijk zijn. De rechtbank ziet geen bijzonderheden in de gehanteerde indexeringspercentages die nopen tot een andere waardering. De rechtbank volgt verweerder in de door hem gegeven onderbouwing. De indexeringspercentages berusten – en mogen ook berusten – op een inschatting die de taxateur maakt op grond van zijn ervaring en kennis, waarbij hij mede gebruik maakt van de permanente marktanalyse die wordt uitgevoerd om te bezien of de gehanteerde percentages aanpassing behoeven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat een waardematrix een hulp- en controlemiddel is bij de waardevaststelling. De afzonderlijke elementen van de taxatieopbouw worden niet apart op hun juistheid beoordeeld, want uiteindelijk ligt enkel de eindwaarde ter toetsing voor (zie bijvoorbeeld Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 22 september 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7059 en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, 10 november 2011, ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2713).” 22. Eiser bestrijdt dat [Straat 2] 28 een ondergemiddelde staat heeft. Bij onderhoud binnen en buiten staat in de verkoopadvertentie “goed” vermeld. verweerder heeft geen bewijs geleverd waaruit het tegendeel blijkt. Ook heeft Eiser sterke twijfel of de overige referenties ondergemiddeld zijn, omdat verweerder geen bewijs heeft overgelegd waaruit de ondergemiddelde staat van deze objecten zou blijken.
23. De rechtbank overweegt in dit verband dat in de door verweerder overgelegde waardematrix alle van belang zijnde objectkenmerken van deze vergelijkingsobjecten zijn benoemd, waaronder de kwaliteit en het onderhoud. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de waardematrix in beroep het vereiste inzicht in deze gegevens gegeven. De rechtbank gaat daarom uit van de gegevens uit de waardematrix. De stelling van Eiser dat er sterke twijfel is of de referenties ondergemiddeld zijn wat betreft onderhoud/kwaliteit, is onvoldoende voor het oordeel dat de gegevens van verweerder niet juist zouden zijn. De rechtbank merkt op dat in het geval het onderhoud/kwaliteit voor [Straat 2] 28 als gemiddeld of goed zou dienen te worden gekwalificeerd, de vierkante meterprijs voor de woning wellicht hoger zou uitkomen. De vierkante meterprijs voor de opstal van de woning is bepaald op € 1.381, terwijl de vierkante meterprijs van de vergelijkingsobjecten € 1.675, € 1.803, € 1.723 en € 2.391 bedraagt. Ook indien de vierkante meterprijs voor de woning hoger zou uitvallen, dan kan nog steeds niet worden gezegd dat de vastgestelde waarde in een onjuiste verhouding staat tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten. Gelet op het voorgaande heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de waarde van € 416.000 niet te hoog is vastgesteld.
24. Hetgeen Eiser daar tegenin heeft gebracht, kan niet tot een ander oordeel leiden. De waardematrix die Eiser heeft overgelegd kan niet de waarde van € 372.000 onderbouwen. De gebruikte vergelijkingsobjecten zijn weliswaar hoekwoningen, maar [Straat 3] 15 en [Straat 4] 33 hebben een ouder bouwjaar dan de woning en zijn in een ander deel van [Z] gelegen, zodat deze minder goed vergelijkbaar zijn dan de referentiewoningen die verweerder heeft gebruikt. [Straat 5] 2 heeft een vergelijkbare ligging en bouwjaar. Gelet op het feit dat de opstal 31 m² groter is dan de woning maar geen garage heeft die de woning wel heeft en verkocht is op 10 juni 2020 voor € 525.000, dan is een waarde van € 372.000 voor de woning naar het oordeel van de rechtbank te laag.
25. Eiser verwijst naar de WOZ-waarden van de objecten [Straat 1] 1, 3, 5, 7, 9, 11, 13. De objecten [Straat 1] 3 en 5 zijn opgenomen in de waardematrix van verweerder. Voor zover Eiser hiermee een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, kan dit niet slagen.
Voor een geslaagd beroep op de toepassing van de meerderheidsregel voor de Wet WOZ moet er sprake zijn van identieke objecten (zie Hoge Raad 8 juli 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT8942). Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van nagenoeg identieke woningen, dan wel dat de verschillen verwaarloosbaar zijn. 26. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”