ECLI:NL:GHAMS:2025:827

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
31 maart 2025
Zaaknummer
24/243
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake proceskostenvergoeding deskundigenrapport in belastingzaak

Op 18 februari 2025 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de proceskostenvergoeding voor een deskundigenrapport in een belastingzaak. De zaak betreft een geschil tussen een belanghebbende, vertegenwoordigd door gemachtigde G. Gieben, en de heffingsambtenaar van de gemeente [Plaats 2]. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak aan de [Straat 1] 60 te [Z] vastgesteld op € 524.000 voor het kalenderjaar 2022. Na een uitspraak op bezwaar van de rechtbank, waarin de waarde werd verlaagd tot € 506.000, heeft de belanghebbende hoger beroep ingesteld. De rechtbank had de heffingsambtenaar in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 2.266, maar geen vergoeding toegekend voor het deskundigenrapport dat door de gemachtigde was ingediend. Het Hof heeft in hoger beroep vastgesteld dat het rapport voornamelijk bestond uit computer-gegenereerde gegevens en dat de belanghebbende niet om het rapport had verzocht. Het Hof concludeert dat de werkzaamheden van de taxateur van ondergeschikte betekenis zijn en dat het rapport niet kan worden aangemerkt als een deskundigenverslag. De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond wordt verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 24/243
18 februari 2025
uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X], wonende te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: G. Gieben)
tegen de uitspraak van 18 december 2023 in de zaak met kenmerk HAA 22/5759 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [Plaats 2] ,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking de waarde van de onroerende zaak [Straat 1] 60 te [Z] (de woning) voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 524.000.
1.2.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot € 506.000 en vermindert de aanslag dienovereenkomstig;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.266;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.”
1.4.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 februari 2025. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. De woning is een twee-onder-één-kapwoning van het bouwjaar 1906. De oppervlakte van de woning is 114 m² en de woning heeft een aanbouw woonruimte van 27 m² (totaal woonruimte 141 m²). Verder hoort bij de woning een vrijstaande berging/schuur (18 m²). De oppervlakte van het perceel is 173 m².”
2.2.
Het Hof gaat uit van de hiervoor vermelde feiten en voegt daar de volgende feiten aan toe.
2.3.
Op 7 juli 2022 is door het kantoor van gemachtigde een e-mail aan de heffingsambtenaar gestuurd ter aanvulling van het bezwaarschrift. In de begeleidende brief wordt verzocht om vergoeding van de kosten van in totaal € 128,26 (2 uur x € 53, plus 21% BTW) van het bijgevoegde woningwaarderapport (hierna: het rapport). In de begeleidende brief staat: ‘Mijn cliënt heeft een woningwaarderapport laten opstellen door [bedrijf] te [Plaats 1] ’.
2.4.1.
Het rapport is ‘bedoeld om inzicht te verstrekken in de waarde in het economisch verkeer van het object (…) naar waardepeildatum 01-01-2021’.
2.4.2.
Ondertekenaar van het rapport is [Persoon] (SVM-NIVO gecertificeerd WOZ-taxateur) van [bedrijf] . Onder de handtekening staat ‘Ondertekenaar heeft dit rapport gecontroleerd en afgetekend’. Het rapport is niet gedateerd en bevat geen datum van ondertekening.
2.4.3.
In het rapport staat bij ‘Waarde van de woning’:
“€ 524.000,-
De huidige WOZ-waarde van de woning
€ 499.000,-
De WOZ-waarde van deze woning volgens onze taxateur”
2.4.4.
Het rapport bevat naast het adres van de woning, een locatieaanduiding op een google-maps-kaart, een kadastrale kaart, de volgende gegevens van de woning:
  • adres;
  • bouwjaar;
  • woningtype;
  • inhoud;
  • woonoppervlakte;
  • perceeloppervlakte ‘137 m2’.
‘N.B: Deze gegevens zijn afkomstig uit de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG). Vermelde data zoals de oppervlakten kunnen afwijken van de werkelijke situatie en of de meetinstructies NEN 2580. [bedrijf] is niet aansprakelijk voor eventuele afwijkingen en/of fouten’.
2.4.5.
Bij energielabel is vermeld ‘G’ en
‘N.B: Deze gegevens zijn afkomstig uit de officiële registratie van de energielabels door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en kunnen afwijken van de werkelijke situatie. [bedrijf] is niet aansprakelijk voor eventuele afwijkingen en/of fouten’.
2.4.6.
Het rapport vermeldt drie referentieverkopen met aanduiding op een google-maps-kaart. Van elke referentiewoningen zijn de volgende gegevens opgenomen:
  • adres;
  • type;
  • bouwjaar;
  • gebruiksoppervlakte;
  • inhoud;
  • perceeloppervlakte;
  • afstand tot onderhavig object;
  • laatst bekende transactieprijs;
  • laatst bekende transactiedatum; en
  • geïndexeerde transactieprijs naar 01-01-2021.
2.4.7.
Het rapport bevat van elke woning één foto van de buitenkant. Volgens het rapport zijn de foto’s ‘afkomstig van Google, dan wel diverse woningwebsites’.
2.4.8.
Op de zitting bij het Hof heeft de gemachtigde over dit rapport verklaard:
  • belanghebbende heeft ‘elke (huidige en toekomstige) medewerker’ van [bedrijf] gemachtigd om namens hem een procedure over de WOZ-waarde te voeren;
  • belanghebbende heeft geen verzoek gedaan aan [bedrijf] om een taxatierapport op te laten stellen;
  • [bedrijf] heeft zelf beslist om het rapport op te stellen;
  • het rapport is door de computer gegenereerd;
  • daarna kijkt de taxateur van [bedrijf] er ‘overheen’, ondertekent het rapport en ‘past eventueel iets aan’; en
  • dat het rapport door ‘het computersysteem’ van [bedrijf] verzonden is.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is uitsluitend nog in geschil of de rechtbank een proceskostenvergoeding voor het rapport had moeten toekennen.
3.2.
De overige klachten zijn door de gemachtigde uitdrukkelijk en zonder voorbehoud ingetrokken.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil het volgende overwogen:
“9. (…) Dat betekent dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld.
10. Nu verweerder niet in zijn bewijslast is geslaagd, dient te worden beoordeeld of eiser de door hem bepleite waarde van € 505.000 aannemelijk heeft gemaakt. Eiser is in zijn berekeningen uitgegaan van een voldoende staat van de vergelijkingsobjecten [Straat 2] 15 en [Straat 3] 52. Voor het vergelijkingsobject [Straat 1] 88a stelt hij, op grond van de iWOZ-informatie, dat het voorzieningenniveau als goed moet worden aangemerkt. Daarvoor kan echter geen steun worden gevonden in die iWOZ-informatie. Dat betekent dat ook eiser de door hem bepleite waarde niet aannemelijk heeft gemaakt.
11. Nu geen van beide partijen erin is geslaagd het van haar gevergde bewijs te leveren, bepaalt de rechtbank de waarde van de woning op de waardepeildatum in goede justitie op € 506.000 (…).
slotsom
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep gegrond.
Proceskosten
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank stelt de kosten voor de beroepsfase op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.266 (1 punt voor het indienen van het bezwaar, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting met een waarde per punt van € 296, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 1). De rechtbank ziet geen aanleiding een kostenvergoeding toe te kennen voor het door eiser in bezwaar ingebrachte Woningwaarderapport. Van een deskundigenrapport als bedoeld in artikel 1, aanhef en letter b van het Besluit is geen sprake nu hierin slechts de vaststaande gegevens van de woning en enkele verkoopgegevens van drie objecten die eiser vergelijkbaar acht met de woning zijn vermeld. Het rapport kan verder niet worden gerangschikt onder enig ander onderdeel van artikel 1 van het Besluit.”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

5.1.
Belanghebbende heeft zich in hoger beroep nader op het standpunt gesteld dat de in bezwaar gevraagde kostenvergoeding van € 128,26 misschien aan de hoge kant is voor een rapport als het onderhavige, maar dat de vergoeding meer moet bedragen dan circa € 10, omdat de gegevens ook niet zomaar uit de computer komen rollen.
De heffingsambtenaar betoogt dat geen vergoeding voor het rapport dient te worden toegekend, omdat het in wezen argumenten van de gemachtigde zelf zijn, bestaande uit het noemen van drie referentieverkopen. De werkzaamheden van de taxateur zijn van dermate ondergeschikte betekenis dat het nagenoeg geen taxatiewerkzaamheid is.
5.2.
In artikel 8:36, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) staat dat de partij aan wie een verslag van een deskundige is uitgebracht, aan deze een vergoeding verschuldigd is. Artikel 1, aanhef en onderdeel b van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) bepaalt dat een veroordeling in de proceskosten betrekking kan hebben op de kosten van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
5.3.
Het Hof heeft ter zitting vastgesteld dat het rapport bestaat uit een verzameling computer-gegenereerde gegevens. Dat een belangrijk gegeven over de woning niet juist is, aangezien de oppervlakte van het perceel van de woning 173 m2 bedraagt, en niet – zoals in het rapport staat – 137 m2. Dat data uit verschillende eenheden bestaan (woonoppervlakte, versus gebruiksoppervlakte). Dat met vage termen wordt gewerkt (‘laatst bekende transactiedatum en – prijs’). Dat uit de ‘nota bene’s’ volgt dat [bedrijf] niet instaat voor de juistheid van de gegevens in het rapport. En dat elke toelichting ontbreekt over hoe de genoemde geïndexeerde verkoopprijzen van de referenties van (afgerond) € 615.000,
€ 784.000 en € 485.000 tot de ‘waarde volgens onze taxateur’ van € 499.000 kunnen leiden.
5.4.
Het Hof heeft verder vastgesteld dat het niet belanghebbende is geweest die om een deskundigenrapport heeft verzocht, maar dat dit een keuze van zijn gemachtigde is geweest en dat deze daarbij van eigen medewerkers, tevens gemachtigden, gebruik heeft gemaakt. Uit de onder 5.3 opgenomen feiten en omstandigheden leidt het Hof voorts af dat bij de geringe werkzaamheden die zijn verricht, sprake is van een ongecoördineerde verzameling computerdata en dat nauwelijks (geen) sprake is van argumenten of onderbouwingen die blijk geven van typische taxatie-technische kennis. Kortom, het karakter van rechtsbijstand overheerst zodanig en het rapport is daarmee dusdanig verbonden, dat niet kan worden gesproken van een verslag aan een partij door een deskundige. Een vergoeding voor de verleende rechtsbijstand is echter al toegekend. De additioneel geclaimde kosten van het rapport – voor zover die er in redelijkheid al zijn – komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking op grond van het Bpb.
Slotsom
5.5.
De slotsom is dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond dient te worden verklaard.

6.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

7.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Ferrier, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op 18 februari 2025 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op: