ECLI:NL:GHAMS:2025:862

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
200.343.435/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder over verloop executieopdracht en vergoeding voor klachtprocedure

In deze zaak heeft klaagster een executieopdracht gegeven aan een toegevoegd gerechtsdeurwaarder voor de inning van een vordering, waarbij beslag is gelegd. Klaagster, die niet de eerste beslaglegger was, heeft de gerechtsdeurwaarder verweten dat hij geen informatie heeft verstrekt over betalingen uit de gelegde beslagen, onterecht kosten in rekening heeft gebracht en een vergoeding heeft gevraagd voor de klachtprocedure in het geval de klacht ongegrond zou worden verklaard. Het Gerechtshof Amsterdam heeft de klacht in al zijn onderdelen ongegrond verklaard. De gerechtsdeurwaarder had op 12 juli 2024 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders, die op 12 juni 2024 een deel van de klacht gegrond had verklaard en een berisping had opgelegd. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kamer zijn vastgesteld en heeft de klacht opnieuw beoordeeld. Het hof concludeert dat de gerechtsdeurwaarder geen rol heeft gespeeld in de gedraging waartegen het klachtonderdeel is gericht en dat de klacht ongegrond is. De beslissing van de kamer is vernietigd voor zover het betreft de gegrondheid van klachtonderdeel c. en de opgelegde maatregel en kostenveroordeling, terwijl de overige beslissingen zijn bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.343.435/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/742185 / DW RK 23/408
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 april 2025
inzake
[appellant],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats 1] ,
appellant,
gemachtigde: [naam] ,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [plaats 2] , gemeente [plaats 3] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna de gerechtsdeurwaarder en klaagster genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster heeft (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder een executieopdracht gegeven ter inning van een vordering, waarna beslag is gelegd. Omdat klaagster niet de eerste beslaglegger was, had de gerechtsdeurwaarder te maken met een coördinerend gerechtsdeurwaarder. Er is daarna veelvuldig gecorrespondeerd over het verloop van de executieopdracht. In deze tuchtprocedure verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer dat hij geen informatie heeft gegeven over betalingen uit de gelegde beslagen, dat hij onterecht kosten in rekening heeft gebracht en dat hij een vergoeding heeft gevraagd voor de klachtprocedure in geval de klacht ongegrond zou worden verklaard. Het hof acht de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 12 juli 2024 een beroepschrift bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 12 juni 2024 tussen partijen gegeven onder bovengenoemd nummer (ECLI:NL:TGDKG:2024:52).
2.2.
Klaagster heeft op 17 november 2024 een verweerschrift bij het hof ingediend.
2.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 1 februari 2025 een aanvullende productie ingediend.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 februari 2025. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd. De gerechtsdeurwaarder zelf en klaagster zijn niet verschenen.

3.Feiten

Het hof verwijst naar de feiten die de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling daarvan geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, zijn die feiten de volgende.
3.1.
Op 16 januari 2023 heeft klaagster een executieopdracht gegeven aan (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder ter inning van een vordering. De gerechtsdeurwaarder heeft twee beslagen gelegd. Omdat klaagster in beide gevallen niet de eerste beslaglegger was, had de gerechtsdeurwaarder te maken met een coördinerend gerechtsdeurwaarder.
3.2.
In de periode van 19 januari 2023 tot 15 juni 2023 is tussen klaagster en (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder gecorrespondeerd over het verloop van de executieopdracht.
3.3.
Bij e-mails van 22 augustus 2023, 4 oktober 2023 en 17 oktober 2023 heeft de gerechtsdeurwaarder (de jurist van) klaagster op de hoogte gebracht van de stand van zaken in het dossier van klaagster.
3.4.
Bij e-mail van 13 november 2023 heeft de coördinerend gerechtsdeurwaarder klaagster desgevraagd medegedeeld op welke momenten zij de stand van zaken met betrekking tot het dossier van klaagster aan (het kantoor van) de gerechtsdeurwaarder heeft doorgegeven met het verzoek dit met klaagster te delen.

4.De klacht

Klaagster beklaagt zich er samengevat over dat:
a. de gerechtsdeurwaarder ondanks herhaalde verzoeken geen informatie heeft gegeven over betalingen uit de gelegde beslagen;
de gerechtsdeurwaarder ten onrechte correspondentiekosten in rekening heeft gebracht;
de gerechtsdeurwaarder een vergoeding heeft gevraagd voor de klachtprocedure in geval de klacht ongegrond zou worden verklaard;
het klaagster is verboden elders informatie in te winnen.

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing klachtonderdeel c. gegrond verklaard en de overige klachtonderdelen ongegrond. Voor het gegrond verklaarde deel van de klacht heeft de kamer aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd. Daarnaast heeft de kamer de gerechtsdeurwaarder veroordeeld tot betaling aan klaagster van een bedrag van € 50,00 aan griffierecht alsmede tot betaling van € 1.500,00 aan de kamer in verband met de kosten van de behandeling van de klacht, nadat de uitspraak onherroepelijk is geworden.
5.2.
Volgens het beroepschrift heeft het hoger beroep van de gerechtsdeurwaarder uitsluitend betrekking op de gegrondverklaring van klachtonderdeel c. en de opgelegde maatregel en daarmee verband houdende kostenveroordeling. Uit de wetsgeschiedenis van de Gerechtsdeurwaarderswet (
Kamerstukken II1991-1992, 22 775, nr. 3, p. 24) volgt dat het hof de klacht in volle omvang (opnieuw) toetst. Het hof zal hierna echter enkel klachtonderdeel c. bespreken, omdat het hof met betrekking tot klachtonderdelen a., b. en d. geen reden ziet anders te oordelen dan de kamer heeft gedaan en aan de overwegingen van de kamer niets heeft toe te voegen. Het hof acht dus, net als de kamer, klachtonderdelen a., b. en d. ongegrond.
Klachtonderdeel c. (vergoeding vragen voor klachtprocedure)
5.3.
Het hof constateert dat de gerechtsdeurwaarder geen rol heeft gehad bij de gedraging waartegen dit klachtonderdeel is gericht. De kamer refereert in zijn beslissing aan e-mails van 15 juni 2023 en 8 februari 2024. Deze e-mails zijn verstuurd door de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder, die ook gerechtsdeurwaarder is en eigenaar van het kantoor. Naar het oordeel van het hof is dit klachtonderdeel gericht tegen de kantoororganisatie, zodat de gerechtsdeurwaarder (als medewerker van het kantoor) ten aanzien van dit klachtonderdeel tuchtrechtelijk niets valt te verwijten. Het hof acht daarom, anders dan de kamer, ook klachtonderdeel c. ongegrond.
5.4.
Ten overvloede overweegt het hof nog het volgende. Het tuchtrecht is van openbare orde. Een gerechtsdeurwaarder mag geen drempel opwerpen voor zijn opdrachtgever om een klachtprocedure te voeren, ook niet in zijn algemene voorwaarden. Hiervan moet worden onderscheiden de situatie dat een debiteur een tuchtklacht indient. Een gerechtsdeurwaarder mag wel met zijn opdrachtgever overeenkomen dat eventuele kosten die hij zal maken in verband met een klachtprocedure die wordt aangespannen door de debiteur van die opdrachtgever, aan de opdrachtgever in rekening worden gebracht. Ter zitting in hoger beroep heeft de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder verklaard dat de desbetreffende bepaling in zijn algemene voorwaarden juist voor die laatste situatie is bedoeld.
Conclusie
5.5.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hof, anders dan de kamer, van oordeel is dat klachtonderdeel c. ongegrond is en dat daarmee de gehele klacht ongegrond is. Het hof zal de beslissing van de kamer daarom vernietigen voor zover het betreft de gegrondheid van klachtonderdeel c. en de opgelegde maatregel en kostenveroordeling. Voor het overige zal het hof de beslissing van de kamer bevestigen.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing, voor zover het betreft de gegrondheid van klachtonderdeel c. en de opgelegde maatregel en kostenveroordeling,
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel c. ongegrond;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025 door de rolraadsheer.