In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1990 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor het voorhanden hebben van een vervalst paspoort en een valse identiteitskaart. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 oktober 2016 te Schiphol een vervalst Griekse paspoort en identiteitskaart voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze documenten vals waren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.
De advocaat-generaal had een taakstraf van 100 uren geëist, maar het hof heeft, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop, de taakstraf vastgesteld op 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn van artikel 6 EVRM in eerste aanleg is overschreden, maar niet in hoger beroep. De op te leggen straf is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 40 dagen. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de taakstraf.