ECLI:NL:GHAMS:2025:891

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
000853-24
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding rechtsbijstand in procedure ex artikel 12 Sv en kosten van reistijd raadsman

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2025 uitspraak gedaan op een verzoekschrift op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoek is ingediend door verzoeker, die rechtsbijstand heeft gehad van mr. R.S. Imamkhan. Het verzoek betreft een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak en de procedure ex artikel 12 Sv. Het hof heeft het verzoekschrift op 20 november 2024 ontvangen, waarna de advocaat-generaal op 4 december 2024 zijn standpunt heeft kenbaar gemaakt. Op 5 februari 2025 is aanvullende informatie ontvangen van de advocaat van verzoeker. Tijdens de openbare behandeling op 11 februari 2025 is de advocaat-generaal gehoord, maar verzoeker en zijn raadsvrouw zijn niet verschenen.

Het hof heeft beoordeeld dat verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de gemaakte kosten van rechtsbijstand. De advocaat heeft kosten opgegeven van € 5.438,22 voor de strafzaak en € 340,00 voor de verzoekschriftprocedure. Het hof heeft echter geoordeeld dat de reistijd van de advocaat voor een bespreking met verzoeker buiten kantoor niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat verzoeker niet in detentie was en het hem mogelijk was om naar het kantoor van zijn advocaat te reizen. Het hof heeft de gedeclareerde tijd gematigd en uiteindelijk een vergoeding van € 5.346,16 toegekend aan verzoeker, waarbij het overige verzoek is afgewezen. De beschikking is ondertekend door de oudste raadsheer en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000853-24 (530 Sv)
rekestnummer klaagschrift 12 Sv: K24/230041
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteland] op [geboortedag] 1963,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. R.S. Imamkhan,
Barbara Strozzilaan 101, 1083 HN Amsterdam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 20 november 2024 ingekomen.
Op 4 december 2024 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Op 5 februari 2025 is – op verzoek van het hof – aanvullende informatie ingekomen van de advocaat van verzoeker.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de beklagzaak met voormeld rekestnummer en heeft op 11 februari 2025 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker en zijn raadsvrouw zijn met kennisgeving hiervan niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 5.438,22;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij beschikking van dit hof in de beklagprocedure ex artikel 12 Sv met voornoemd rekestnummer van 24 oktober 2024 – waarin verzoeker beklaagde was – is het klaagschrift ongegrond verklaard en is de zaak geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Na een klacht over het niet verder vervolgen van de verzoeker heeft het hof in de procedure ex artikel 12 Sv geoordeeld dat ook verzoeker gehoord moest worden en heeft de verzoeker zich voorzien van rechtsbijstand op betalende basis.
Uit de urenspecificatie is gebleken dat 60 minuten zijn besteed voor reizen in verband met een bespreking met de verzoeker buiten kantoor. De advocaat heeft toegelicht dat op verzoek van de verzoeker is afgesproken het overleg in Den Haag te hebben, opdat de verzoeker minder reistijd zou hebben.
Het hof overweegt daaromtrent dat indien een verdachte in een strafzaak niet van zijn vrijheid is beroofd, noch anderszins is gebleken dat het hem/haar onmogelijk was zijn advocaat op diens kantoor te bezoeken, de reistijd van de advocaat voor een bespreking met zijn cliënt buiten het kantoor in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking (Hof Amsterdam 10 februari 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:506). Het hof ziet geen aanleiding hierover anders te oordelen bij een beklaagde in een procedure ex artikel 12 Sv. Nu niet is gebleken van detentie van verzoeker, noch van de onmogelijkheid om naar het kantoor van zijn advocaat te reizen, zal het verzoek in zoverre worden afgewezen (matiging 1 uur).
Uit de overgelegde urenspecificatie is voorts gebleken dat voor overleg tussen de verzoeker en zijn advocaat na ontvangst van de beschikking 66 minuten zijn besteed aan overleg met de verzoeker. De advocaat heeft toegelicht dat de verzoeker aanvullende vragen had over eventuele civielrechtelijke gevolgen en mogelijke vervolgstappen van de aangevers in de strafzaak.
Het hof overweegt dat een vergoeding kan worden gevraagd voor rechtsbijstand in de procedure ex artikel 12 Sv. Hiertoe behoort niet het bespreken van de mogelijke civielrechtelijke stappen die de aangevers in de
strafzaak kunnen zetten na ongegrondverklaring van het klaagschrift ex artikel 12 Sv. Voor de nabespreking van de procedure ex artikel 12 Sv acht het hof in casu 15 minuten voldoende. Het hof zal het meer verzochte derhalve afwijzen (matiging 51 minuten).
Uitgaande van de gedeclareerde tijd van 21:12 uur, met matiging van (1 uur + 51 min) 1:51 uur, zoals hiervoor gemotiveerd, is het hof van oordeel dat 19:21 uur aan verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de beklagzaak tot een bedrag van € 5.006,16.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 340,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 5.346,16 (vijfduizend driehonderdzesenveertig euro en zestien cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.W.T. Klappe, D.A.C. Koster en D.A.G. van Toor, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 25 februari 2025.
De oudste raadsheer beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van:
  • € 5.006,16 (vijfduizend zes euro en zestien cent) op bankrekeningnummer [iban 1] t.n.v. [verzoeker] o.v.v. [verzoeker] /schadevergoeding;
  • € 340,00 (driehonderdveertig euro) op bankrekeningnummer [iban 2] t.n.v. [persoon] o.v.v. [verzoeker] /schadevergoeding.
Amsterdam, 25 februari 2025,
mr. D.A.C. Koster, oudste raadsheer.