3.1RootstockLabs heeft het hof verzocht het arbitraal vonnis te erkennen en verlof te verlenen voor de tenuitvoerlegging daarvan in Nederland. Het verzoek van RootstockLabs steunt primair op het bepaalde in artikel 1075 Rv in samenhang met het Verdrag van New York en subsidiair op artikel 1076 Rv juncto de artikelen 985-991 Rv. [geïntimeerden] heeft verweer gevoerd waarop hierna zal worden ingegaan.
3.2.1De eerste vraag die ter beantwoording voorligt, is of dit hof relatief bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van RootstockLabs tot erkenning en verlening van verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis in Nederland. De bevoegdheid van dit hof is niet betwist door [geïntimeerden]
3.2.2Op grond van het bepaalde in de artikelen 985 en 1075 lid 2 Rv, is, voor zover in deze zaak van belang, relatief bevoegd het gerechtshof van het ressort waar de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis wordt verlangd. Voldoende is dat de verzoekende partij verlangt het arbitraal vonnis in dat ressort ten uitvoer te leggen en, als dit wordt betwist, dat zij het bedoelde verlangen toelicht op een wijze waaruit de aannemelijkheid ervan blijkt.
3.2.3RootstockLabs verlangt tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis in het ressort Amsterdam , omdat een van de verweerders gevestigd is in die plaats. Dit verzoek heeft RootstockLabs toegelicht door erop te wijzen dat het gaat om beslagen vanwege een eventuele boete die verschuldigd wordt, indien door [geïntimeerden] wordt geprocedeerd in Nederland. Op deze wijze is voldoende aannemelijk gemaakt dat RootstockLabs daadwerkelijk de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis in het ressort Amsterdam verlangt, zodat dit hof relatief bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek tot verlening van verlof tot tenuitvoerlegging daarvan.
3.3.1Het arbitraal vonnis is, zoals gemeld, gewezen in Gibraltar. Zowel Nederland als Gibraltar (VK) zijn partij bij het Verdrag van New York. De bepalingen van het Verdrag van New York zijn daarom van toepassing bij de beoordeling van het verzoek. Artikel III van het Verdrag van New York bepaalt dat iedere verdragsluitende staat (in dit geval Nederland) onder de in het verdrag opgenomen voorwaarden scheidsrechterlijke uitspraken als bindend zal erkennen en deze ten uitvoer zal leggen overeenkomstig de regelen van rechtsvordering geldend in het gebied waar een beroep op de uitspraak wordt gedaan (in dit geval Nederland).
3.3.2Op grond van artikel 1075 lid 1 Rv kan een in een vreemde Staat gewezen arbitraal vonnis waarop een erkennings- en tenuitvoerleggingsverdrag van toepassing is, op verzoek van een der partijen, in Nederland worden erkend en ten uitvoer gelegd. Artikel 1075 lid 2 Rv bepaalt, voor zover hier van belang, dat de artikelen 985 tot en met 991 Rv van overeenkomstige toepassing zijn voor zover het verdrag geen afwijkende voorzieningen inhoudt en met dien verstande dat het gerechtshof in de plaats treedt van de rechtbank.
3.3.3Bij het verzoekschrift is niet een gecertificeerd afschrift overgelegd van het arbitraal vonnis, alsmede niet een gecertificeerd afschrift van de overeenkomst waarin het arbitraal beding is opgenomen, waarmee strikt genomen niet is voldaan aan hetgeen is voorgeschreven in artikel IV lid 1 aanhef en sub a en b van het Verdrag van New York. Artikel IV lid 2 van het Verdrag van New York schrijft verder voor dat de partij die de erkenning en tenuitvoerlegging verzoekt een gecertificeerde vertaling in het Nederlands overlegt van het arbitraal vonnis en van de overeenkomst waarin het arbitraal beding is opgenomen. Vaststaat dat RootstockLabs die vereisten niet in acht heeft genomen. Het hof zal hieraan echter geen consequenties verbinden omdat op de (enkele) niet-naleving van artikel IV lid 2 van het Verdrag van New York geen sanctie staat. Waar het om gaat is of het arbitraal vonnis en het bestaan en de inhoud van de overeenkomst waarin het arbitraal beding is opgenomen kunnen worden vastgesteld door de rechter aan wie de erkenning en tenuitvoerlegging van een buitenlands arbitraal vonnis wordt gevraagd en dat is hier het geval. De betreffende documenten zijn in het Engels overgelegd en bij deze stand van zaken kan naar het oordeel van het hof hiermee worden volstaan.
3.3.4Verder heeft RootstockLabs aan het hof het deurwaardersexploot van oproeping door RootstockLabs van [geïntimeerden] d.d. 4 december 2024 overgelegd.
3.3.5Daarnaast stelt het hof vast dat het gaat om een arbitraal vonnis dat uitvoerbaar is in het land waarin het is gewezen, Gibraltar (VK). Hiermee is voldaan aan het vereiste van artikel 1075 lid 2 Rv gelezen in samenhang met artikel 986 lid 2 Rv.
Strijd met de openbare orde?
3.4.1[geïntimeerden] hebben in hun verweerschrift een beroep gedaan op de weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel V lid 2(b) van het Verdrag van New York, op grond waarvan het hof het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging kan weigeren als de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis in strijd zou zijn met de Nederlandse openbare orde. Daarnaast hebben [geïntimeerden] een beroep gedaan op de weigeringsgrond van artikel 1076 lid 1, aanhef en onder B Rv, op grond waarvan het hof het gevraagde verlof tot tenuitvoerlegging kan weigeren als de erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis in strijd zou zijn met de (internationale) openbare orde. [geïntimeerden] hebben hiertoe aangevoerd dat – samengevat weergegeven – sprake is van schending van hoor en wederhoor en dat het gaat om een procedeerverbod.
3.4.2Het hof stelt voorop dat bij de toetsing van een verzoek tot een exequatur enige terughoudendheid geboden is, maar ook dat in de uitspraak van de Hoge Raad van 5 november 2021 ( [naam] , [eclinummer] 5.4.9) wederom uitdrukkelijk is bevestigd dat slechts twee uitzonderingen bestaan op het vereiste van deze terughoudendheid:
‘
Bij de beoordeling van de vernietigingsvordering dient de rechter – behoudens voor zover deze vordering erop is gebaseerd dat een geldige overeenkomst van arbitrage ontbreekt of dat in strijd met hoor en wederhoor is gehandeld – terughoudendheid te betrachten.’.
3.4.3Omwille van doelmatigheid zal het hof allereerst het beroep op schending van hoor en wederhoor behandelen.
3.4.4Met betrekking tot de schending van hoor en wederhoor heeft [geïntimeerden] – samengevat weergegeven – aangevoerd dat zij door de inzet van advocatenkantoor [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) onder druk is gezet om op onredelijk korte termijnen op eenzijdig verzoek namens RootstockLabs en zonder rekening te houden met de beschikbaarheid aan de zijde van [geïntimeerden] te verschijnen op een zitting die op vrijdagavond 30 augustus 2024 werd verzocht en door de arbiter op zaterdagochtend 31 augustus 2024 voor zondag 1 september 2024 einde dag werd ingepland. Onder deze omstandigheden, waarbij in het geheel geen rekening werd gehouden met de belangen van [geïntimeerden] (verhinderdata, overleg met Nederlandse advocaten en voorbereidingstijd etc.) was volgens [geïntimeerden] een adequaat verweer niet mogelijk en heeft zij daarom uiteindelijk afgezien van de aanwezigheid bij de zitting op zondag 1 september 2024. Vervolgens heeft de arbiter op verzoek van RootstockLabs en kennelijk met het oog op een exequatur, op 4 september 2024 een vervolgzitting bepaald, te houden op 6 september 2024, echter bij de arbiter was reeds bekend dat de advocaten van [geïntimeerden] alsdan verhinderd waren.
3.4.5Naar het oordeel van het hof slaagt deze – feitelijk voldoende onderbouwde – tegenwerping van [geïntimeerden] Het moge zo zijn dat RootstockLabs er weinig voor voelde om – tegen de achtergrond van de procedure in Gibraltar – ook nog in een procedure te worden betrokken in Nederland (daarvoor aanknoping zoekend bij de overeenkomst tussen partijen) en daarom verzocht om een procedeerverbod, maar niet valt in te zien waarom er door de arbiter vervolgens zo voortvarend en met veronachtzaming van het recht van [geïntimeerden] op een deugdelijk weerwoord moest worden gehandeld door het plannen van een zitting op zo’n korte termijn, teneinde te beletten/voorkomen dat [geïntimeerden] (eventueel) een procedure zou starten in Nederland. Onder deze omstandigheden kan in redelijkheid niet worden geoordeeld dat [geïntimeerden] voldoende gelegenheid is geboden om de zaak van haar kant op een adequate wijze te bepleiten. De stelling van RootstockLabs dat [geïntimeerden] wél voldoende in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze naar voren te brengen, miskent de hiervoor geschetste gang van zaken. Natuurlijk kan (ook) in sommige gevallen van onomkeerbaarheid spoed geboden zijn, maar dat betekent nog niet dat alsdan niet naar een zo evenwichtig mogelijke en eerlijke procedure moet worden gestreefd. Dat is naar het oordeel van het hof in dit geval evident niet gebeurd. Daarmee kleeft er een wezenlijk gebrek aan deze ‘order’ neergelegd in het arbitraal vonnis, zodat dit vonnis gelet op de totstandkoming daarvan zowel gelet op de onverenigbaarheid met het Verdrag van New York als de Nederlandse openbare orde, niet in aanmerking komt voor een exequatur als door RootstockLabs verzocht. Het verzoek zal daarom reeds op deze grond worden afgewezen.
3.4.6Gezien het bovenstaande kan het verweer van [geïntimeerden] gericht op de ongeldigheid van de arbitrale clausule en schending van de openbare orde door toewijzing van het procedeerverbod verder buiten beschouwing blijven.
3.4.7Nu RootstockLabs in het ongelijk is gesteld dient zij veroordeeld te worden in de proceskosten. Deze worden vastgesteld op € 798,-- aan griffierechten en € 2.428,-- (2 punten tarief II) aan kosten advocaat.