4.1Het gaat in deze zaak om het volgende. De moeder is na een zwangerschap van 39 weken op 17 oktober 2003 bevallen van een dochter, [D]. Er was sprake van een stuitligging. Tevoren, op 6 oktober 2003 is getracht het kind in de buik te keren (“uitwendige versie”), maar dat is mislukt. In verband met de grootte van het kind is toen besloten dat de bevalling zou plaats vinden door middel van een keizersnede (primaire sectio caesarea). De keizersnede is vervolgens op 17 oktober 2003 verricht door [F], destijds gynaecoloog in opleiding, onder supervisie van de gynaecoloog [G] in het door [A] geëxploiteerde ziekenhuis in [vestigingsplaats]. [F] en [G] waren destijds werkzaam in dit ziekenhuis.
In het operatieverslag is onder meer te lezen:
Het kind in onvolkomen stuitligging wordt zonder problemen ontwikkeld. Geboren wordt een meisje met een apgarscore van 8 over 9. (…)
Concluderend betreft het hier een ongecompliceerde primaire sectio caesaria. (…)
Onder het verslag is met de hand bijgeschreven:
echter ± 30 min post-partum bleek de geboren dochter een totaalruptuur v/d sfincter te hebben.
In de “samenvatting verloop graviditeit, partus en kraambed-status” van het ziekenhuis staat onder meer:
Bijzonderheden: laesie sfincter ani durante sectio ontstaan
[H], arts-assistent kindergeneeskunde, schrijft in zijn brief van 17 oktober 2003 namens dr. [I], kinderarts verbonden aan het ziekenhuis in [vestigingsplaats], aan de kinderarts/neonatoloog [J] ([naam]) onder “lichamelijk onderzoek” onder meer:
Genitalia: normaal vrouwelijk, fors gezwollen. Anus in situ, totaal gerupteerd perineum, waarbij de kringspier ook gerupteerd is, circa 1 cm diep.
en onder “beleid/beloop”
Waarschijnlijk is de ruptuur iatrogeen tijdens de partus ontstaan, bij het geboren worden van de stuit.
en onder “conclusie”:
Neonaat, primaire sectio Cesarea in verband met stuitligging, AD 39+0, AS 9/10, GG 4300 gram. Partus werd gecompliceerd door perineum-ruptuur.
[D] is na de geboorte met spoed naar het [plaats 2] gebracht, waar nog dezelfde dag een operatieve reconstructie is uitgevoerd en een dubbelloops stoma is aangebracht. De stoma is op 18 december 2003 verwijderd.
Het [plaats 2] (Neonatologie Intensive care/High Care) schrijft op 27 oktober 2003 aan [A] onder meer:
Tijdens de sectio caesarea is [D] rectaal aangehaakt door de gynaecoloog om haar geboren te laten worden, daarbij is er een totaal ruptuur van het perineum ontstaan (…).
[G] schrijft in zijn “weergave van gebeuren rond [D], geboren 17-10-2003” onder meer:
17-10-2003 sectio caesarea. Ogenschijnlijk probleemloze operatie, uitgevoerd door [F], AGIO, onder supervisie van [G], gynaecoloog (OK-verslag). Kind wordt op OK overhandigd aan coll.[I], kinderarts.
Postoperatieve melding door de kinderarts dat er een ruptuur is opgetreden van het perineum anterior van vagina tot in het rectum (“totaalruptuur”).
(…)
De operateurs ([F] en [G]) hebben de uitgevoerde ingreep uitvoerig proberen te reconstrueren. [F], die het kind in stuitligging heeft ontwikkeld, kan zich daarbij voorstellen met een vinger de anus of vagina te hebben “aangehaakt”, waardoor de ruptuur moet zijn ontstaan.
Zoekend in de litteratuur kan nog een casusbeschrijving worden gevonden over het ontstaan van een perineale laceratie tijdens een sectio van een meisje in stuitligging.
Al met al moet het als een zeer zeldzame complicatie worden beschouwd.
[naam 2], als gynaecologisch oncoloog verbonden aan [plaats 3], heeft op 15 november 2005 een expertiserapport uitgebracht. Hij is van mening dat in dit geval niet sprake is van verwijtbaar medisch handelen.
Hij heeft in zijn briefrapport van 17 juli 2006 gereageerd op vragen van de medisch adviseur van [E] en zijn standpunt gehandhaafd.
De medisch adviseur van [E] heeft vervolgens bij brief van 25 augustus 2008 aan [K], waarnemend hoofd van de afdeling Verloskunde en Gynaecologie van [plaats 4], verzocht een expertiserapport uit te brengen. [K] komt in zijn rapport van 12 november 2008 tot de conclusie dat [F], die de stuit van [D] tijdens de keizersnede ontwikkelde, niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam gynaecoloog verwacht mag worden. Naar zijn mening moet het letsel zijn ontstaan door verwijtbaar, onzorgvuldig, ondeskundig, dan wel nalatig medisch handelen van [F]. [K] heeft deze opinie in zijn brief van 2 februari 2009 aan de verzekeraar van [A], [L], nader toegelicht en gehandhaafd.