In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om de draagplicht van gemeenschapsschulden na de echtscheiding van partijen, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Het huwelijk werd op 6 juni 2003 ontbonden. De appellant, [verzoeker], vorderde betaling van [verweerster] van een bedrag van € 50.000,- dat hij stelde te zijn verschuldigd aan de SNS Bank, terwijl [verweerster] een regresvordering van € 18.210,- op [verzoeker] had wegens onbetaalde belastingaanslagen. Het hof oordeelde dat de schulden die voortvloeien uit de ambtshalve belastingaanslagen in de gemeenschap van goederen vielen en dat beide partijen de helft van deze schulden moesten dragen, tenzij anders was overeengekomen. Het hof concludeerde dat het onaanvaardbaar zou zijn dat [verweerster] meer dan € 19.000,- van de belastingaanslagen zou moeten dragen, gezien de omstandigheden van de zaak. Het hof oordeelde dat [verzoeker] zijn verplichtingen niet was nagekomen door geen aangifte te doen voor de inkomstenbelasting over de jaren 2001 tot en met 2003. De rechtbank had eerder de vorderingen van [verweerster] toegewezen, maar het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank voor zover het in conventie was gewezen en oordeelde dat [verzoeker] aan [verweerster] een totaalbedrag van € 30.411,10 moest betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder de eigen kosten droeg.