In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 10 oktober 2011, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar van de gemeente Ooststellingerwerf had de waarde van de onroerende zaak aan de [a-straat] 25 te [Z] vastgesteld op € 179.000 per waardepeildatum 1 januari 2009. Belanghebbende was het niet eens met deze vaststelling en stelde dat de waarde te hoog was. Hij concludeerde tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot maximaal € 151.000.
De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarde en concludeerde tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Tijdens de zitting op 23 april 2013 in Leeuwarden zijn belanghebbende en de gemachtigde van de heffingsambtenaar, [A], gehoord. De heffingsambtenaar had een waardematrix overgelegd ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, maar het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet te hoog was vastgesteld. Het Hof merkte op dat de heffingsambtenaar onvoldoende rekening had gehouden met de onderhoudstoestand van de onroerende zaak en dat de vergelijkingsobjecten niet op de juiste wijze waren gewaardeerd.
Uiteindelijk heeft het Hof de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 165.000, en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De heffingsambtenaar werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 33. Tevens werd de gemeente Ooststellingerwerf gelast om het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. P. van der Wal en de raadsheren mr. R. den Ouden en mr. E. Polak, en is op 23 juli 2013 in het openbaar uitgesproken.