ECLI:NL:GHARL:2013:5847

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
200.127.040-01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhuizing van de moeder met minderjarige kinderen tijdens echtscheidingsprocedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 augustus 2013, staat de vraag centraal of de moeder, aan wie de kinderen tijdens de echtscheidingsprocedure zijn toevertrouwd, moet terugverhuizen nadat zij zonder toestemming van de vader met de kinderen is verhuisd. De moeder had in september 2012 de echtelijke woning verlaten en was tijdelijk in een vakantiewoning gaan wonen, met instemming van de vader. De rechtbank had in een eerdere beschikking bepaald dat de kinderen aan de moeder werden toevertrouwd en er was een contactregeling vastgesteld voor de vader. De vrouw verhuisde echter zonder toestemming naar een andere plaats, waar haar oudste kind naar school ging.

De vader vorderde in kort geding dat de vrouw vóór 1 juli 2013 met de kinderen zou verhuizen naar een woning binnen 20 kilometer van de voormalige echtelijke woning. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw moest verhuizen naar een woning binnen 30 kilometer van de voormalige woning, op straffe van een dwangsom. De vrouw ging in beroep tegen deze beslissing, met drie grieven.

Het hof oordeelde dat de zaak spoedeisend was, gezien de belangen van de kinderen. Het hof overwoog dat de vrouw met toestemming van de man naar de vakantiewoning was verhuisd en dat de afstand van de nieuwe woning niet significant groter was dan de vorige. Het belang van de kinderen, die zich moesten aanpassen aan een nieuwe school, woog zwaarder dan de belangen van de vader. Het hof vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter en wees de vorderingen van de man af, waarbij de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.127.040/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/139877/KG ZA 13-69)
arrest in spoed kort geding van de tweede kamer van 6 augustus 2013
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats 1],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. A.H. Noorman, kantoorhoudend te Emmen,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats 2],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: de man,
advocaat: mr. J.P. van der Werf, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis van 24 april 2013 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 13 mei 2003 (met grieven),
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De vordering van de vrouw luidt:
" in het kader van het spoedappel, uitvoerbaar bij voorraad,
1.
1. te vernietigen het vonnis waarvan beroep;
2.
2. de vorderingen van geïntimeerde alsnog niet ontvankelijk te verklaren, dan wel af te
wijzen;
met compensatie van proceskosten.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn gehuwd op 15 januari 2011. Voorafgaand aan het huwelijk is geboren:
 [kind 1], geboren op [geboortedatum 1]
Tijdens het huwelijk is geboren:
 [kind 2], geboren op [geboortedatum 2].
3.2
Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over beide minderjarige kinderen.
3.3
De vrouw heeft in september 2012 samen met de kinderen de echtelijke woning in
[woonplaats 2] verlaten en is, met instemming van de man, tijdelijk in een vakantiewoning in [plaats] gaan wonen.
3.4
Bij beschikking van de rechtbank Groningen van 18 december 2012 is bepaald dat voor de duur van de echtscheidingsprocedure de minderjarige kinderen aan de vrouw worden toevertrouwd. Voorts is er een contactregeling vastgesteld waarbij de man gerechtigd is de kinderen drie weekenden per vier weken van donderdag na het werk van de man tot zondag 18.00 uur bij zich te ontvangen.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank Noord - Nederland, locatie Groningen, van 2 april 2013 is de beschikking van 18 december 2012 ten aanzien van de contactregeling gewijzigd in die zin dat de man gerechtigd is de minderjarige kinderen drie weekenden per vier weken van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur bij zich te ontvangen, waarbij de vrouw de kinderen uit school bij de man brengt en de man de kinderen op zondag naar de vrouw terugbrengt.
3.6
De vrouw is zonder toestemming van de man en zonder vervangende toestemming van de rechter naar [woonplaats 1] verhuisd, waar dochter [kind 1] vanaf 1 april 2013 naar school gaat.
3.7
De vrouw heeft bij verzoekschrift van 9 mei 2013 de rechtbank verzocht vervangende toestemming te verlenen om met beide kinderen te mogen verhuizen van [plaats] naar [woonplaats 1] en de kinderen aldaar in te schrijven op een school.
4.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg.
4.1
De vordering van de man strekt ertoe, verkort weergegeven, de vrouw te gebieden vóór 1 juli 2013 met de kinderen te verhuizen naar een woning die gelegen is op een afstand die niet groter is dan 20 kilometer van de voormalige echtelijke woning te [woonplaats 2], op straffe van verbeurte van een dwangsom en voorts de vrouw te verbieden zonder voorafgaand overleg en instemming van de man of zonder vervangende toestemming van de rechtbank als bedoeld in artikel 1:253a BW beslissingen te nemen over de kinderen, eveneens op verbeurte van een dwangsom en veroordeling van de vrouw in de kosten van het geding.
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 24 april 2013 waarvan beroep, de vordering van de man in zoverre toegewezen dat zij de vrouw gebiedt om vóór 16 augustus 2013 met de kinderen te verhuizen naar een woning gelegen op een afstand niet verder dan
30 kilometer van de voormalige echtelijke woning te [woonplaats 2] op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere week dat zij hieraan niet voldoet, met een maximum van € 5.000,--. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
De vrouw is tegen de veroordeling door de voorzieningenrechter in appel gekomen onder aanvoering van een drietal grieven.

5.De bespreking van de grieven

5.1.
Vooropgesteld wordt dat de zaak een spoedeisend karakter heeft, nu het gaat om de vraag of de moeder met de zeer jonge kinderen al dan niet zal moeten (terug)verhuizen naar een woning niet verder dan 30 kilometer verwijderd van de voormalig echtelijke woning waar de man woont. In dat geval dient dit, in het belang van de kinderen, op zo kort mogelijke termijn doch in ieder geval voor het nieuwe schooljaar zijn beslag te krijgen, zodat [kind 1], die inmiddels schoolgaand is, van aanvang af kan wennen aan haar nieuwe klas.
5.2
De grieven leggen het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor en zullen gezamenlijk worden behandeld.
5.3 Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van een geschil als het onderhavige rekening moet worden gehouden met de belangen van alle betrokkenen waarbij alle omstandigheden van het geval in acht moeten worden genomen. Het belang van het kind staat daarbij voorop, maar niet op voorhand uitgesloten is dat uiteindelijk andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind (HR 25-04-2008,
LJN BC5901).Met inachtneming van deze maatstaf overweegt het hof het volgende.
5.4
Het hof stelt verder voorop dat de man terecht uitgaat van de verplichting van de vrouw om (tijdig) toestemming te vragen voor een voorgenomen verhuizing, zoals zij overigens op 9 mei 2013 ook heeft gedaan. In beginsel heeft zij de gevolgen te dragen indien zij aan die verplichting niet voldoet. Die consequentie kan in dit geval echter niet zijn dat zij naar de woonomgeving van de man zou moeten verhuizen. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de vrouw met toestemming van de man naar [plaats] is verhuisd. [plaats] is zestig kilometer van de woonplaats van de man verwijderd, zodat niet gezegd kan worden dat de vrouw op korte afstand van [woonplaats 2] woonde. Die situatie was voor de man niet bezwaarlijker dan de huidige situatie waarin de vrouw in het slechts veertien kilometer verder gelegen [woonplaats 1] woont. Daarbij weegt het hof eveneens mee dat de man op enig moment zelfs heeft in gestemd met een verhuizing van de vrouw van [plaats] naar Hardenberg, dat 25 kilometer verder van [woonplaats 2] is gelegen dan [woonplaats 1].
5.5
Het belang van de man en kinderen noopt niet tot verhuizen naar de omgeving van [woonplaats 2]. De vrouw heeft na veel inspanningen uiteindelijk passende woonruimte gevonden. [kind 1] gaat sinds april 2013 naar school in [woonplaats 1] en een nieuwe verhuizing zal voor haar ingrijpend zijn.
Voorts weegt het hof mee dat tussen de ouders geen co-ouderschapsregeling van kracht is. Tussen de man en de kinderen is bij beschikking van 2 april 2013 een omgangsregeling bepaald van drie weekenden per maand van vrijdag na school tot zondag 18.00 uur. Deze omgangsregeling komt niet in gedrang doordat de man nu veertien kilometer verder moet rijden om de kinderen te halen en brengen. Dat de aanvankelijk vastgestelde omgangsregeling, welke op donderdag na het werk van de man inging is gewijzigd in omgang ingaande op vrijdagmiddag na school heeft niet te maken met het feit dat de vrouw naar [woonplaats 1] is verhuisd, maar met het feit dat dochter [kind 1] sedert april van dit jaar schoolgaand is.
5.6
Bij deze stand van zaken kan, anders dan de man ingang wil doen vinden, niet worden geoordeeld dat de belangen van de man zwaarder wegen dan die van de vrouw en kinderen om niet opnieuw te hoeven verhuizen.
5.7.
De grieven zijn terecht voorgedragen.
Slotsom18.  Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen. De kosten van dit appel worden gecompenseerd in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord Nederland van
24 april 2013;
wijst de vorderingen van de man af;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mr. M.W. Zandbergen, mr. K.M. Makkinga en mr. B.J.H. Hofstee en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 6 augustus 2013.