In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland van 10 april 2013, waarbij de terbeschikkingstelling van de verdachte werd verlengd met twee jaar. De verdachte was ter beschikking gesteld na een poging tot zware mishandeling van drie reizigers in een passagierstrein. De rechtbank had overwogen dat de terbeschikkingstelling niet was opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht was tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de feiten, zoals beschreven in het vonnis, wel degelijk wijzen op een ernstige schending van de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het slaan van de slachtoffers met zijn vuisten, waarbij hij een riem met een gesp om zijn hand had gewikkeld, en had bovendien één van de slachtoffers tegen de borst getrapt. Dit leidde tot grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers en omstanders.
Tijdens de zitting op 20 juni 2013 heeft de raadsman van de terbeschikkinggestelde betoogd dat de verlenging van de terbeschikkingstelling beperkt zou moeten worden tot één jaar, zodat er binnen dat jaar kon worden onderzocht of terugkeer naar Roemenië mogelijk was. Het openbaar ministerie heeft echter gepleit voor een verlenging van de maatregel met twee jaar, gezien het hoge recidivegevaar en de noodzaak voor zorg en begeleiding van de terbeschikkinggestelde.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank op goede gronden heeft beslist. De terbeschikkingstelling is bevestigd voor de duur van twee jaar, met de aanbeveling dat de kliniek blijft onderzoeken wat de mogelijkheden zijn voor terugkeer naar Roemenië. De beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter en de raadsheren, waarbij enkele leden buiten staat waren om te ondertekenen.