Uitspraak
[appellant],
de Provincie,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
3.De beoordeling
De feiten
grief Itegen deze vaststelling van de feiten opgekomen met het doel het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen.
LJN:AU8278).
"afvalstoffen”als bedoeld in art. 1.1 sub 1 Wm en de daaraan ten grondslag liggende Kaderrichtlijn Afvalstoffen van de Europese Gemeenschap. Opgeteld gaat het hierbij om een bedrag van € 35.900,- van de in totaal door de Provincie (in)gevorderde hoofdsom van € 73.400,-. [appellant] heeft bepleit dat de vordering van de Provincie daarom tot het genoemde bedrag van € 35.900,- dient te worden afgewezen.
"in deze verzetprocedure niet ter beoordeling voorligt of GS in het besluit van 11 augustus 2008 en nadien bij besluit op bezwaar de destijds in de inrichting aanwezige voertuigen terecht als autowrakken heeft aangemerkt"(rechtsoverweging 4.7.). Blijkens de toelichting op deze grief heeft [appellant] in eerste aanleg beoogd te stellen dat er sprake is van een situatie waarin de Provincie ten onrechte een dwangbevel tegen hem heeft uitgevaardigd.
LJN: AC9347, HR 5 september 1997,
LJN: ZC2418 en
HR 24 december 2010,
LJN: BO3531).
grief IIIkeert [appellant] zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het onder de gegeven omstandigheden, waarin DEKRA ter zake van tweeënveertig op 1 oktober 2008 in de inrichting aanwezige voertuigen heeft geconcludeerd dat deze als autowrak aangemerkt dienen te worden, op de weg van [appellant] had gelegen om gemotiveerd te stellen welke voertuigen, dan wel autowrakken niet meer aanwezig waren en welke voertuigen zich vanaf het einde van de begunstigingstermijn in de inrichting bevonden (rechtsoverweging 4.8.)
"afvalstoffen"en
"autowrakken".
14 januari en 3 maart 2009 controlebezoeken hebben gebracht aan de inrichting van [appellant]. Van die controlebezoeken is telkens een inspectieverslag opgemaakt, waarin per voorschrift is aangegeven waaruit de overtreding bestaat en waarbij ter onderbouwing tevens de nodige foto's zijn gevoegd.
grief IVaangevoerd dat hij opkomt tegen rechtsoverweging 4.1. van het bestreden vonnis. Uit de verdere bewoordingen van de toelichting op deze grief en de bewoordingen van de rechtsoverwegingen 4.1. en 4.17. leidt het hof af dat hier sprake is van een kennelijke tikfout en dat [appellant] heeft bedoeld zijn grief te richten tegen rechtsoverweging 4.17. De rechtbank heeft in die overweging geoordeeld dat de inhoud van de brief van GS van 22 november 2008 niet innerlijk tegenstrijdig is en dat [appellant] door de inhoud van die brief in elk geval niet in zijn belangen wordt geschaad nu de Provincie slechts het bedrag van € 19.700,- heeft ingevorderd. [appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank hierbij over het hoofd heeft gezien dat de Provincie slechts bevoegd is tot invordering van eenmaal verbeurde dwangsommen, indien en voor zover de daarbij vooraf gestelde maximale bedragen niet worden overschreden.
kunnenleiden tot het verbeuren van een dwangsom van € 25.850,- (controle 3 september 2008), respectievelijk € 10.600,- (controle 16 september 2008). Het betreft derhalve totaal een bedrag van € 36.450,- en geen € 36.700,- zoals [appellant] in de dagvaarding in eerste aanleg en GS in de brief van 22 november 2008 hebben gesteld. GS zijn bij de brief van 25 september 2008 echter nog niet tot invordering van genoemde bedragen overgegaan, omdat zij dat wilden laten afhangen van de uitspraak van de voorzitter van de Afdeling en het standpunt van de Commissie Bezwaar en Beroep van de Provincie. De dwangsommen zijn aldus niet tot een bedrag van € 36.450,- verbeurd. Bij brief van 22 november hebben GS de op 3 september en 16 september 2008 vastgestelde overtredingen opnieuw beoordeeld in het licht van de uitspraak van de voorzitter en het advies van de commissie en de verbeurde dwangsommen bepaald op € 19.700,-. Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat voor het beantwoorden van de vraag of het aan de dwangsommen verbonden maximum is bereikt, moet worden uitgegaan van het bedrag van € 19.700,-.
"Opslagmiddelen die beschermen tegen inregenen". [appellant] heeft betwist dat hij kon beschikken over een bouwvergunning voor het bouwen van een nieuwe loods. Volgens hem heeft hij in het voorjaar van 2009 een aanvraag om bouwvergunning ingediend en hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen (B & W) die aanvraag aangehouden in afwachting van een advies op grond van de Wet Bibob.
grief VIheeft [appellant] aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn beroep op matiging van de verbeurde dwangsommen niet kan slagen (rechtsoverweging 4.22). Hij heeft benadrukt dat hij als bijzondere omstandigheid niet alleen heeft gewezen op het feit dat er inmiddels geen sprake meer is van overtreding van de vergunningvoorschriften, maar dat er ook nog allerlei andere feiten en omstandigheden door hem naar voren zijn gebracht.
LJN: AQ5613,
JB2004, 307).