2.9De Inspecteur heeft de Rechtbank desgevraagd bij brief van 8 november 2011in de procedure 12/177 (door de Rechtbank genummerd AWB 11/1039), die gezamenlijk is behandeld met belanghebbendes procedure en waarbij belanghebbende en de belanghebbende in procedure 12/00177 wederzijds toestemming hebben gegeven tot inzage in elkaars processtukken) onder meer als volgt geïnformeerd:
"Naar aanleiding van de zitting op dinsdag 25 oktober 2011, is de inspecteur in de gelegenheid gesteld om alsnog na te gaan of de door belanghebbende genoemde vrijwilligers voor het jaar 2008 een giftenaftrek hebben geclaimd vanwege het afzien van een vrijwilligersvergoeding ten aanzien van werkzaamheden voor [F1]. Bijgaand doe ik u in drievoud mijn reactie met bijlagen toekomen. In het onderstaande wordt nader ingegaan op de door belanghebbende genoemde personen.
Dat betreft de volgende personen:
1. [H]; in de aangifte IB 2008 heeft deze persoon geen giftenaftrek geclaimd ten aanzien van [F1]. Ik verwijs naar de specificatie van de giftenaftrek in bijlage 1;
2. [I]; in de aangifte IB 2008 wordt een tweetal geringe bedragen ten aanzien van [F1] in aftrek geclaimd. Namelijk een bedrag van € 12 en een bedrag van € 195, wegens 65 uren vrijwilligerswerk. In verwijs naar de giftenspecificatie in bijlage 2;
3. [J]; in de aangifte IB 2008 wordt een giftenaftrek geclaimd ten aanzien van [F1] van € 1.500. De definitieve aanslag is zonder verder onderzoek conform aan de aangifte vastgesteld. Ik verwijs naar bijlage 3 voor de nadere specificatie;
4. [K]; in de aangifte IB 2008 wordt een totaal bedrag van € 1.614 in aftrek geclaimd, bestaande uit een viertal giften aan de [M], CNV, abonn. FD en boekhandel [F1]. De definitieve aanslag is zonder nader onderzoek conform aan de ingediende aangifte opgelegd. Ik verwijs naar bijlage 4 voor een nadere specificatie.
De uitkomst van het bovenstaande en het eerdere onderzoek van de inspecteur is het volgende.
Allereerst wil ik opmerken dat van de 4 genoemde personen in feite één persoon (echt) vergelijkbaar is met belanghebbende. Dat betreft [J]. In deze aangifte is eveneens sprake van een vrijwilligersvergoeding, waarvan klaarblijkelijk wordt afgezien, ten bedrage van € 1.500.
A. Opsomming van de personen waarbij sprake is van een niet in aftrek geaccepteerde c.q. niet in de aangifte geclaimde giftenaftrek [F1]:
1. [N];
2. [O];
3. [P];
4. [Q];
5. [H].
B. Wel in aftrek (zonder nader onderzoek) geaccepteerde giftenaftrek [F1];
1. [R];
2. [B];
3. [I];
4. [J];
5. [K].
Waarbij, zoals reeds is opgemerkt, ten aanzien van de personen ad 4 en ad 5 een kanttekening wordt gemaakt. Er is namelijk geen sprake van een vergelijkbare situatie ten aanzien van belanghebbende. En ten aanzien van persoon ad 3 is ook nog eens sprake van een tweetal zeer geringe bedragen. De conclusie van het bovenstaande is dat er geen sprake is geweest van een bevoordeling van een meerderheid van vergelijkbare gevallen. De meerderheidsregel (Hoge Raad 26 november 2004, nr. 38843, BNB 2005/78, V-N 2004/63.2) is dan ook niet geschonden. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is dan ook niet terecht.".