ECLI:NL:GHARL:2013:6523

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 september 2013
Publicatiedatum
4 september 2013
Zaaknummer
13/00205
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag loonheffingen en vergrijpboete voor privégebruik bestelauto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland. De rechtbank had de naheffingsaanslag loonheffingen en de vergrijpboete van belanghebbende vernietigd. De inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd van € 1.745 voor het jaar 2008, met daarbij een vergrijpboete van € 436 en heffingsrente van € 144. De inspecteur stelde dat belanghebbende niet had aangetoond dat de auto voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden was gebruikt, terwijl belanghebbende meende dat de kilometeradministratie dit wel aantoonde. De rechtbank oordeelde in eerste instantie in het voordeel van belanghebbende, maar de inspecteur ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting werd de kilometeradministratie van belanghebbende besproken, die volgens de inspecteur niet voldeed aan de eisen. De administratie vermeldde geen privéritten en de begin- en eindstanden van de kilometerteller waren niet correct vastgelegd. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de auto minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden was gebruikt. Het Hof concludeerde dat de inspecteur terecht de naheffingsaanslag had opgelegd en dat de rechtbank de uitspraak ten onrechte had vernietigd.

Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, maar alleen voor zover deze betrekking had op de naheffingsaanslag over het jaar 2008 en de heffingsrentebeschikking. De uitspraak bevestigde de overige beslissingen van de rechtbank. De kosten voor de procedure werden niet toegewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 september 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/00205
uitspraakdatum:
3 september
Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst[te P](hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Nederland van 3 januari 2013, nummer AWB 12/3273, in het geding tussen
[X]te[Z](hierna: belanghebbende)
en de Inspecteur

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is over het jaar 2008 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd naar een bedrag van € 1.745. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag van € 144 in rekening gebracht. Tevens is een vergrijpboete van € 436 opgelegd.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslag, alsmede de vergrijpboete- en heffingsrentebeschikking gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Oost-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 januari 2013 gegrond verklaard en heeft voormelde uitspraken van de Inspecteur alsmede de naheffingsaanslag, en de boete- en heffingsrentebeschikkingen vernietigd.
1.4
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 juni 2013 te Arnhem. Daarbij is verschenen en gehoord [...] de Inspecteur, bijgestaan door [...], alsmede[...]namens belanghebbende.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende heeft in 2008, vanaf 17 maart 2008, en in 2009 aan haar directeur, tevens enig aandeelhouder, de heer[A] (hierna:[A] een personenauto (hierna: de auto) ter beschikking gesteld. Deze auto heeft belanghebbende van een derde geleased.
2.2
[A] heeft voor het jaar 2008 een kilometeradministratie bijgehouden. Aan de hand van een elektronische agenda werd vooraf danwel achteraf de kilometeradministratie in een bestand van het computerprogramma Excel ingevoerd.[A] heeft meerdere bestanden aangemaakt om fouten in de kilometeradministratie te herstellen.
2.3
De kilometeradministratie vermeldt geen privéritten en geen garagebezoeken, noch is per dag de werkelijke begin- en eindstand van de kilometerteller van de auto opgenomen. In totaal is volgens de kilometeradministratie in 2008 met de auto 51.860 kilometer gereden. De beginkilometerstand per 17 maart 2008 in de kilometeradministratie is 0. De eindstand per 31 december 2008 in de kilometeradministratie is 51.860. [A] heeft ter zitting bij het Hof verklaard dat hij regelmatig de kilometerstand van de auto controleerde en dat hij de opgenomen kilometerstand dan op een briefje schreef, waarna hij met behulp van die briefjes de kilometeradministratie bijhield. Deze briefjes heeft hij niet overgelegd. Ook voor het jaar 2009 is een kilometeradministratie bijgehouden. De beginkilometerstand in die kilometeradministratie per 1 januari 2009 is 208.000.
2.4
Op 21 juli 2011 is een rapport inzake een bij belanghebbende ingesteld boekenonderzoek opgemaakt. Hierin heeft de controlerend ambtenaar de volgende – in zijn ogen – opvallende zaken uit de kilometeradministratie opgenomen:
“- Op woensdag 09-07-2008 wordt volgens de kilometeradministratie gereden van Zelhem naar Zaltbommel, vandaar naar Woudenberg en dan weer terug naar Zelhem. Uit mij ter beschikking staande gegevens blijkt dat er op deze dag een bekeuring wegens overschrijding van de maximumsnelheid wordt opgelegd om 16:09 uur bij Borssele.
Verklaring: Op verzoek van een klant heeft zich een routewijziging voorgedaan die niet was gepland in de elektronische agenda. Van Zaltbommel is doorgereisd naar Borssele en vandaar weer naar Woudenberg en naar huis.
- Op 17-09-2008 wordt gereden van Zelhem naar Silvolde (17 kilometer), daarna naar Emmeloord en vandaar weer terug naar Zelhem. Blijkens de kilometeradministratie zou de afstand tussen Silvolde en Emmeloord 179 kilometer zijn, terwijl de reis naar Zelhem weer 130 kilometer zou zijn. In de administratie zijn geen aanwijzingen aangetroffen dat er een ongebruikelijke weg is gereden. Volgens de routeplanner is de afstand tussen Silvolde en Emmeloord ongeveer 135 kilometer. Een verschil met de administratie van 44 kilometer.
Verklaring: Op de heenweg is een andere route gereden dan de terugweg. Heenweg via Almere naar een klant met een defect aan de dakkapel. De klant belde toen[A] onderweg was.
- Op 25-04-2008 wordt gereisd van Zelhem naar Duiven en vandaar naar Eindhoven. De verreden afstanden volgens de kilometeradministratie zijn respectievelijk 35, 126 en 161 kilometer. Volgens de routeplanner bedraagt de afstand van Duiven naar Eindhoven 100 kilometer, en de rechtstreekse afstand tussen Eindhoven en Zelhem 123 kilometer. Dit zijn behoorlijke verschillen.
Verklaring: Klopt volledig, omdat op de heenweg een andere route is gereden dan de terugweg. Er leiden vele wegen naar Rome. Terug ben ik nog langs geweest bij een klant in Geldermalsen.”
De controlerend ambtenaar heeft vervolgens de conclusie getrokken dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de auto in 2008 voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Op grond hiervan heeft de Inspecteur op grond van artikel 13bis van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) de onderwerpelijke naheffingsaanslag opgelegd en dusdoende voor de periode van 17 maart 2008 tot en met 31 december 2008, naar tijdsgelang, 25 percent van de cataloguswaarde van de auto in de loonheffing betrokken. Daarbij is voorts een vergrijpboete aan belanghebbende opgelegd en is heffingsrente in rekening gebracht.
2.5
Het tegen de naheffingsaanslag, vergrijpboete en heffingsrente ingediende bezwaarschrift heeft de Inspecteur ongegrond verklaard. Hiertegen heeft belanghebbende bij de Rechtbank beroep ingesteld. De Rechtbank heeft het beroep, nadat de Inspecteur tot vernietiging van de boetebeschikking had geconcludeerd, gegrond verklaard, waarbij de naheffingsaanslag, en de boete- en heffingsrentebeschikkingen zijn vernietigd. Ook waren bij de Rechtbank een naheffingsaanslag loonheffingen over 2009 en daarop betrekking hebbende heffingsrente- en boetebeschikkingen in geschil. De Rechtbank heeft deze naheffingsaanslag over 2009 en de betreffende beschikking heffingsrente in haar uitspraak gehandhaafd. De boetebeschikking over het jaar 2009 heeft de Rechtbank vernietigd.
2.6
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank, voor zover dit de vernietiging van de naheffingsaanslag over het jaar 2008 en de daarin begrepen heffingsrentebeschikking betreft, hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank geen (incidenteel) hoger beroep ingesteld. In het kader van haar verweer in hoger beroep heeft belanghebbende evenwel een beroep op het vertrouwensbeginsel gedaan.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In hoger beroep is in geschil of de onderwerpelijke naheffingsaanslag terecht is opgelegd. In bijzonder is in geschil of belanghebbende heeft doen blijken dat de auto op kalenderjaarbasis in het jaar 2008 voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Daarnaast is in geschil of de Inspecteur bij belanghebbende een, in rechte te honoreren, vertrouwen heeft gewekt op grond waarvan de naheffingsaanslag dient te worden vernietigd.
3.2
De Inspecteur is van mening dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat de auto in 2008 voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Ook acht hij het vertrouwensbeginsel niet geschonden.
3.3
Belanghebbende is van mening dat uit de kilometeradministratie blijkt dat de auto in 2008 voor minder dan 500 kilometer voor privédoeleinden (door[A]) is gebruikt. Voorts is zij van mening dat de Inspecteur belast met de heffing van inkomstenbelasting, doordat hij de voor de jaren 2000-2004 overgelegde kilometeradministratie bij de aanslagregeling van [A] over die jaren heeft geaccepteerd, bij haar het (afgeleide) vertrouwen heeft gewekt dat met de wijze waarop [A] de kilometeradministratie voerde – welke naar belanghebbende heeft gesteld, in haar opzet niet afwijkt van de wijze waarop die kilometeradministratie voor het jaar 2008 door[A] is gevoerd – ook in het kader van de bewijsregeling van artikel 13bis, tweede lid, Wet LB (tekst 2008) kon worden volstaan.
3.4
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.5
De Inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank voor zover die ziet op de vernietiging van de naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2008 en de daarin begrepen heffingsrentebeschikking en tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank voor het overige.
3.6
Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1 Ingevolge artikel 13bis, eerste lid, van de Wet LB (wettekst 2008) wordt, indien ook voor privédoeleinden een auto ter beschikking is gesteld, het voordeel op jaarbasis gesteld op ten minste 25 percent van de waarde van de auto. De auto wordt in ieder geval geacht ook voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
4.2 Op grond van het tweede lid van artikel 13bis van de Wet LB wordt het voordeel op nihil gesteld indien uit een rittenregistratie of anderszins blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. In artikel 21c, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is opgenomen waaraan een dergelijke rittenregistratie dient te voldoen. Niet is in geschil dat de overgelegde kilometeradministratie niet geheel aan deze voorwaarden voldoet.
4.3 Tussen partijen is voorts niet in geschil dat de auto aan[A], als werknemer van belanghebbende, ter beschikking is gesteld. Dit betekent dat het wettelijk vermoeden bestaat dat de auto ook voor privédoeleinden ter beschikking stond. Dit vermoeden houdt stand tenzij belanghebbende doet blijken dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is aangewend (zie HR 13 augustus 2010, nr. 08/03782, ECLI:NL:HR:2010: BN3831, BNB 2010/312). Met de term “doen blijken” is bedoeld dat belanghebbende overtuigend dient aan te tonen dat het privégebruik van de auto niet meer dan 500 kilometer op kalenderjaarbasis bedraagt. De zwakkere vorm van bewijs “het aannemelijk maken” of “aantonen” – waarvan de Rechtbank kennelijk is uitgegaan – is derhalve niet voldoende.
4.4 De vraag die beantwoord moet worden is, nu de kilometeradministratie niet aan de voorwaarden van artikel 21c, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 voldoet, of “anderszins” is gebleken (overtuigend is aangetoond) dat met de auto in het jaar 2008 minder dan 500 kilometer privé is gereden.
4.5 Ter voldoening aan de op haar rustende bewijslast heeft belanghebbende de door[A] bijgehouden kilometeradministratie overgelegd. Hiermee heeft belanghebbende echter niet overtuigend aangetoond dat met de auto door [A] minder dan 500 kilometer privé is gereden. Het Hof komt tot dit oordeel op grond van de volgende in 4.6 tot en met 4.8 opgenomen overwegingen.
4.6 De kilometeradministratie 2008 begint met een kilometerstand van 0 en eindigt per 31 december 2008 op een stand van 51.860, terwijl de kilometeradministratie 2009 begint met een kilometerstand van 208.000. Belanghebbendes verklaring is dat abusievelijk de feitelijke kilometerstand bij aanvang van de leaseperiode van 156.140 niet is opgenomen. Zij heeft echter – desgevraagd – geen bescheiden, bijvoorbeeld de leaseovereenkomst of facturen van de lessor, kunnen overleggen waaruit zulks blijkt. Hierdoor is niet komen vast te staan bij welke kilometerstand van de auto het gebruik door [A] is gestart. Nu ook de garage- en benzinebonnen ontbreken – met daarop een mogelijke vermelding van de op dat moment actuele kilometerstand – kan in redelijkheid geen zekerheid worden verkregen over de begin- en eindstand van de kilometerteller van de auto voor het jaar 2008. Dit maakt een sluitende controle van de kilometeradministratie vrijwel onmogelijk.
4.7[A] heeft verklaard dat hij regelmatig de feitelijke kilometerstand aflas, dit op een briefje schreef, en deze vergeleek met de bijgehouden kilometeradministratie. Alsdan acht het Hof niet begrijpelijk waarom hij dan niet ook direct de feitelijk opgenomen kilometerstanden in de kilometeradministratie heeft geregistreerd, uitgaande van een stand van 156.140 op 17 maart 2008.
4.8[A] heeft aangegeven dat er meerdere bestanden zijn waarin de kilometeradministratie is aangepast. Niet in geschil is dat er feitelijk op 9 juli 2008, 17 september 2008 en 25 april 2008 anders is gereden dan in de kilometeradministratie is vastgelegd. Daarmee is er gerede twijfel dat de in de kilometeradministratie neergelegde rittenadministratie de werkelijkheid weergeeft.
4.9 Belanghebbende heeft gesteld dat door het accepteren van de wijze waarop de rittenadministratie over de periode 2000-2004 werd gevoerd, de Inspecteur bij haar het in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat ook voor de over 2008 overgelegde kilometeradministratie zou gelden dat daarmee overtuigend zou zijn aangetoond dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt.
4.10 Zelfs indien ervan dient te worden uitgegaan dat de rittenadministratie over de periode 2000-2004 aan de Inspecteur (inkomstenbelasting) is overgelegd en door hem is geaccepteerd, hetgeen door de Inspecteur wordt bestreden, dan kan desondanks geen sprake zijn van een in rechte te honoreren vertrouwen dat daardoor met het overleggen van de kilometeradministratie voor het jaar 2008 het vereiste bewijs is geleverd dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Het accepteren van het bewijs over de periode 2000-2004 brengt namelijk niet met zich dat belanghebbende in alle redelijkheid mocht menen dat daarmee ook het vereiste bewijs voor 2008 zou zijn geleverd. Daarnaast wijst het Hof op de voor het jaar 2008 specifiek vastgestelde omstandigheden, als vermeld onder 4.6 tot en met 4.8, waarvan belanghebbende gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt, dat deze omstandigheden in de jaren 2000-2004 zich eveneens hebben voorgedaan. Belanghebbendes beroep op het vertrouwensbeginsel faalt reeds hierom.
4.11 Nu het hoger beroep van de Inspecteur inzake de naheffingsaanslag doel treft, is de beschikking heffingsrente in zoverre ten onrechte vernietigd door de Rechtbank. Belanghebbende heeft in beroep en in hoger beroep geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Het is het Hof niet gebleken dat de bepalingen met betrekking tot de heffingsrente onjuist zijn toegepast. Daarom is het hoger beroep van de Inspecteur ook in zoverre gegrond.
slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep van de Inspecteur gegrond.

5.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de vernietiging van de naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2008 en de daarmee verband houdende heffingsrentebeschikking, en
– verklaart het beroep tegen de uitspraken op bezwaar inzake de naheffingsaanslag loonheffingen over het jaar 2008 en de daarmee verband houdende heffingsrentebeschikking ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. M.G.J.M. van Kempen, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.
De beslissing is op
3 september 2013in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(C.E. te Brake)
(A.J. Kromhout)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 3 september 2013
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer)
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.