Uitspraak
van 3 september 2013
[B.V. X],
Virol,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
In het incidentPrimair:Het Uw Gerechtshof moge behagen om bij incidenteel arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank van 3 april 2013 (…) te schorsen totdat ten gronde in hoger beroep is beslist.
3.De beoordeling in het incident
3.4 Virol heeft [B.V. X] en de gemeente daarop op 16 maart 2012 gedagvaard en heeft - samengevat weergegeven - gevorderd dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat de overeenkomst tussen de gemeente en [B.V. X] is vernietigd op grond van artikel 8 lid 1, sub a WIRA, dat de rechtbank de gemeente zal gebieden over te gaan tot een Europese aanbestedingsprocedure en dat de gemeente en [B.V. X] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
LJN: BC5012), voorop dat bij de beoordeling van dergelijke incidentele vorderingen geldt:
(a) dat de incidenteel eiser belang moet hebben bij de door hem verlangde schorsing van de executie,
(b) dat bij de in het licht van de omstandigheden van het geval te verrichten afweging van de belangen van partijen moet worden nagegaan of het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist, en
(c) dat bij deze belangenafweging de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing moet blijven.
Voorts is [B.V. X] van mening dat de uitspraak van de rechtbank evident in strijd is met het aanbestedingsrecht, aangezien in de uitspraak kennelijk een aanbestedingsplicht wordt geconstrueerd uit een vermeende milieurechtelijke zorgplicht. De rechtbank gaat er daarmee naar de mening van [B.V. X] aan voorbij dat (destijds) het Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdracht (Bao) het relevante kader is om vast te stellen of sprake is van een overheidsopdracht in de zin van het Bao en of die overheidsopdracht aanbesteed moet worden.
De rechtbank heeft in haar vonnis overwogen dat in het onderhavige geschil de vraag centraal staat of sprake is van een dienst die [B.V. X] voor de gemeente uitvoert als bedoeld in het Bao. In artikel 1 sub j Bao wordt een dergelijke overheidsopdracht als volgt omschreven: "een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die tussen een of meer dienstverleners en een of meer aanbestedende diensten is gesloten en betrekking heeft op: (1) het verrichten van diensten, bedoeld in bijlage 2 (…)". In bijlage 2 van het Bao wordt aangegeven dat onder diensten als bedoeld in artikel 1 sub j (onder andere) wordt verstaan "straatreiniging en afvalverzameling; afvalwaterverzameling en -verwerking en aanverwante diensten". De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat uit de zorgplicht voor de inzameling van het afval volgt dat de gemeente ook verantwoordelijk is voor het beheer en de verwerking van het afval en dat [B.V. X] dient te handelen binnen het kader van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor de juiste verwerking van het oud papier, waardoor [B.V. X] een dienst verricht voor de gemeente.
Het hof is van oordeel dat op grond van het door [B.V. X] gestelde niet geconcludeerd kan worden dat bij de hiervoor weergegeven overweging van de rechtbank sprake is van een klaarblijkelijke juridische misslag. Van een evidente vergissing als hiervoor in rechtsoverweging 3.7 bedoeld is geen sprake. De stellingen van [B.V. X] dat voor de gemeente geen aanbestedingsplicht geldt, vergen veeleer een inhoudelijke toetsing van het bestreden vonnis, welke het bereik van de onderhavige schorsingsprocedure te buiten gaat. Een dergelijke beoordeling kan eerst in de hoofdzaak aan de orde komen.
De stelling van [B.V. X] dat het vonnis waarvan beroep innerlijk tegenstrijdig is, onderschrijft het hof niet. Het feit dat de rechtbank de door Virol gevorderde verklaring voor recht niet kon toewijzen, en derhalve overwogen heeft dat de overeenkomst tussen de gemeente en [B.V. X] in stand blijft, staat er niet aan in de weg dat de gemeente gehouden is de dienst aan te besteden. De contractuele binding van de gemeente geldt jegens [B.V. X], maar niet jegens derden zoals Virol. In zoverre is ook hier geen sprake van een kennelijke misslag.
Virol heeft voorts haar belang bij executie van het bestreden vonnis voldoende onderbouwd door te stellen dat, indien zij de door de gemeente aan te besteden opdracht voor de verwerking van het oud papier gegund krijgt, zij de uit die opdracht voortkomende omzet voor de duur van het hoger beroep verwerft, welke omzet volgens haar naar schatting € 145.750,- per jaar bedraagt. Het hof is dan ook van oordeel dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van Virol.
6.In de hoofdzaak
dinsdag 15 oktober 2013voor het nemen van memorie van antwoord door Virol;