Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
inspecteurvan de
Belastingdienst Randmeren / Zwolle(hierna: de Inspecteur)
[Z](hierna: belanghebbende)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.De vaststaande feiten
voor de wbr belast met 6% = 63.060
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de waarde van landbouwgronden die zijn verkregen bij de aankoop van een melkveebedrijf, en de toepassing van de cultuurgrondvrijstelling volgens artikel 15, eerste lid, letter q, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer. De belanghebbende, een melkveehouder, heeft in hoger beroep de waarde van de landbouwgronden betwist die door de Inspecteur was vastgesteld. De Inspecteur had de waarde van de landbouwgronden vastgesteld op € 1.449.000, terwijl de belanghebbende deze waarde op € 1.648.000 had gesteld, gebaseerd op de akte van levering van het melkveebedrijf. De rechtbank had eerder de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, wat leidde tot het hoger beroep van de Inspecteur.
Tijdens de zitting op 4 juni 2013 in Leeuwarden zijn beide partijen gehoord. De Inspecteur stelde dat de waarde van de landbouwgronden op basis van vergelijkbare transacties moest worden vastgesteld, terwijl de belanghebbende aanvoerde dat de door hem en de verkoper gemaakte verdeling in de koopsom rechtsgeldig was. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn waardering van de landbouwgronden en dat hij niet had aangetoond dat de door de belanghebbende voorgestelde waarde onjuist was. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Inspecteur in de proceskosten van de belanghebbende moest worden veroordeeld.
De uitspraak benadrukt de bewijslast die op de Inspecteur rust om aan te tonen dat de door partijen gemaakte verdeling in de koopsom niet rechtsgeldig is. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur niet had voldaan aan zijn bewijslast en dat de waarde van de landbouwgronden zoals door de belanghebbende voorgesteld, gerechtvaardigd was. De proceskosten werden vastgesteld op € 944, en het griffierecht op € 466. De uitspraak werd op 10 september 2013 openbaar gemaakt.