mw. mr. C.M. Ettema

Belanghebbende claimt aftrek van voorbelasting voor zonnepanelen en bouwkosten, maar krijgt geen aftrek voor overige bouwkosten. Cassatie ingesteld.

Belanghebbende vraagt om aftrek van voorbelasting op bouwkosten van een woning met zonnepanelen. Inspecteur weigert dit. Rechtbank en Hof oordelen dat geen verband bestaat tussen bouwkosten en elektriciteitslevering. Procureur-Generaal adviseert Hoge Raad om beroep gegrond te verklaren.

De zaak betreft de aftrek van omzetbelasting door belanghebbenden met geïntegreerde zonnepanelen in nieuwbouwwoningen. Het Hof oordeelt dat geen recht op aftrek bestaat, maar de Hoge Raad stelt dat de aftrek naar evenredigheid van het gebruik voor belaste activiteiten moet worden toegestaan.

De Hoge Raad oordeelt dat de onderwijsactiviteiten van een onderwijsinstelling als economische activiteiten moeten worden aangemerkt voor de omzetbelasting, ook voor leerlingen jonger dan 18 jaar.

De zaak betreft de kwalificatie van mbo-onderwijs als economische activiteit voor de omzetbelasting. De Rechtbank en het Gerechtshof oordelen dat onderwijs aan leerlingen jonger dan 18 jaar niet onder bezwarende titel wordt verricht. De belanghebbende stelt cassatie in.

De zaak betreft de vraag of de vergoeding voor afvalscheiding door de Gemeente [X] belast is met omzetbelasting. Het Hof oordeelde dat de Gemeente een dienst onder bezwarende titel verricht en niet als overheid handelt. De Staatssecretaris heeft cassatie ingesteld.

De Procureur-Generaal behandelt drie zaken van gemeenten tegen de Staatssecretaris van Financiën over omzetbelasting op vergoedingen voor gescheiden inzameling van verpakkingsafval. Het Hof oordeelt dat de gemeenten een dienst onder bezwarende titel verrichten en dat de verleggingsregeling niet van toepassing is. De Hoge Raad wordt geadviseerd het beroep in cassatie gegrond te verklaren.

Procureur-Generaal C.M. Ettema behandelt twee zaken van gemeenten tegen de staatssecretaris van Financiën over de belastingheffing op vergoedingen voor de inzameling van huishoudelijk verpakkingsafval. De conclusie is dat de Hoge Raad het beroep in cassatie gegrond moet verklaren.

De zaak betreft de vraag of onderwijs door ROC's als economische activiteit kan worden aangemerkt voor de omzetbelasting. De rijksbijdrage wordt als vergoeding voor deze activiteiten gezien, terwijl het lesgeld dat niet is.

De Procureur-Generaal concludeert dat gemeenten met de (na)scheiding van afvalverpakkingen verwerkingsdiensten verrichten, waardoor de verleggingsregeling van toepassing is en de btw-verplichting op de afnemers rust.

De Hoge Raad oordeelt dat de levering van een schoolgebouw door de Gemeente [X] aan de Stichting [A] niet onder bezwarende titel heeft plaatsgevonden, waardoor geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat.

De zaak betreft de herziening van douaneaangiften door [X] B.V. De Hoge Raad oordeelt dat een schriftelijke volmacht vereist is voor herziening, wat de belanghebbende niet kon aantonen.

De zaak betreft prejudiciële vragen over BPM en CO2-uitstoot bij de overgang naar de WLTP-testmethode, met implicaties voor de heffing van BPM en de gelijksoortigheid van voertuigen.

De zaak betreft de vraag of zes kavels, ontstaan uit de splitsing van een perceel, als onbebouwde grond kunnen worden aangemerkt voor de Wet op de omzetbelasting. Het Hof oordeelt dat de kavels niet als bebouwd kunnen worden beschouwd, maar honoreert het vertrouwensbeginsel voor kavel 8.

De zaak betreft de vraag of een wijziging van een douanevergunning met terugwerkende kracht kan worden verleend. De Rechtbank en het Hof oordelen dat dit mogelijk is, maar de Staatssecretaris gaat in cassatie.

De zaak betreft de vraag welke CO2-uitstoot voor bpm-heffing mag worden gehanteerd bij registratie van een gebruikte auto. Het Hof oordeelt dat de lagere CO2-uitstoot van een Duits kentekenbewijs leidend is, ondanks de registratie in het kentekenregister.

De zaak betreft de belastbaarheid van subsidies binnen de omzetbelasting voor een stichting die tuchtrechtspraak voor advocaten ondersteunt. De Hoge Raad bevestigt dat de subsidie belast is met omzetbelasting.

De zaak betreft de vraag of de vrijstelling van omzetbelasting voor beleggingsfondsen ook geldt voor bedrijfstakpensioenfondsen. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de belanghebbende falen en bevestigt eerdere jurisprudentie.

De zaak betreft de vraag of de vrijstelling van omzetbelasting voor pensioenfondsen van toepassing is op de diensten van vermogensbeheerders. De Hoge Raad oordeelt dat de deelnemers van het pensioenfonds geen vergelijkbaar beleggingsrisico lopen, waardoor de vrijstelling niet van toepassing is.

De zaak behandelt de vraag of het beheer van pensioenfondsen onder de btw-vrijstelling valt. De Hoge Raad oordeelt dat deelnemers niet hetzelfde beleggingsrisico lopen als icbe-deelnemers, waardoor de vrijstelling niet van toepassing is.

De zaak betreft de toepassing van het verlaagde btw-tarief op e-books die langs elektronische weg worden geleverd, in het licht van de Btw-richtlijn en het neutraliteitsbeginsel.

De zaak betreft de vraag of de Inspecteur de transactiewaarde kan verwerpen op basis van een Fair Price List (FPL) en de gevolgen daarvan voor de douanewaarde.

De zaak betreft de intrekking van een vergunning voor een fiscaal vertegenwoordiger wegens aanwijzingen voor fraude. De belanghebbende betwist de rechtmatigheid van de intrekking.

De zaak betreft de vraag of het verlaagde omzetbelastingtarief geldt voor karaokecabines in een uitgaanscentrum. De rechtbank en het hof oordeelden van niet, en de Procureur-Generaal adviseert om het cassatieberoep ongegrond te verklaren.

De zaak betreft de aftrek van voorbelasting door notarissen in relatie tot rente op kwaliteitsrekeningen. De Hoge Raad wordt gevraagd te oordelen over de invloed van deze rente op het recht op aftrek van voorbelasting.

De zaak betreft de vraag of de aankoop van nikkel door een ICT-ondernemer als economische activiteit kan worden aangemerkt voor de btw. De Hoge Raad overweegt dat de handelingen van belanghebbende een zelfstandige economische activiteit vormen, maar de Staatssecretaris heeft cassatie ingesteld.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente. De gemeente betwist dat de vergoeding voor deze werkzaamheden belast is met omzetbelasting en komt in cassatie tegen eerdere uitspraken.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente. De gemeente stelt dat de vergoeding niet belast is met omzetbelasting, maar de Inspecteur vordert deze terug. De Procureur-Generaal adviseert om het beroep in cassatie gegrond te verklaren.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente. De gemeente stelt dat de vergoeding niet belast is met omzetbelasting, maar de Inspecteur vordert deze terug. De Hoge Raad wordt geadviseerd het beroep in cassatie gegrond te verklaren.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente, die in cassatie gaat tegen de terugvordering van de Inspecteur.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente, die in cassatie gaat tegen de terugvordering van de bijdrage uit het BTW-compensatiefonds door de Inspecteur.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente, die in cassatie gaat tegen de uitspraak van het gerechtshof dat de vergoeding belast is met omzetbelasting.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente, die in cassatie gaat tegen de uitspraak van het Hof.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente, die in cassatie gaat tegen de terugvordering van het BTW-compensatiefonds door de Inspecteur.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente, die in cassatie gaat tegen de uitspraak van het hof dat de vergoeding belast is met omzetbelasting.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door gemeenten. De gemeente stelt dat de vergoeding niet belast is met omzetbelasting, maar de Inspecteur vordert deze terug. De Hoge Raad wordt verzocht de uitspraak van het Hof te vernietigen en de zaak te verwijzen.

De zaak betreft de btw-behandeling van gescheiden inzameling van verpakkingsafval door een gemeente, die in cassatie gaat tegen de terugvordering van de belastingdienst. De Procureur-Generaal adviseert de Hoge Raad het beroep gegrond te verklaren.

De Hoge Raad bevestigt dat gemeenten bij gescheiden inzameling van verpakkingsafval als ondernemer handelen voor de omzetbelasting, niet als overheid.

De zaak betreft de douaneschuld van [X] B.V. door niet-naleving van de voorwaarden voor actieve veredeling. Het Hof oordeelt dat de goederen zich nooit onder de regeling bevonden en verwerpt de stellingen van belanghebbende over het tenietgaan van de douaneschuld.

De zaak betreft de vraag of overschrijding van de vergunning actieve veredeling leidt tot douaneschuld. Het Hof oordeelt dat de overschrijding een douaneschuld creëert, en dat de goederen zijn 'gebruikt' in de zin van de wet.

De Hoge Raad oordeelt dat de terbeschikkingstelling van houten kisten niet onder de vrijstelling voor verhuur van onroerend goed valt. Beroep in cassatie ongegrond.

De zaak betreft de toepassing van bijstellingen in de koerslijst EurotaxGlass's voor de heffing van bpm. De advocaat-generaal concludeert dat belastingplichtigen zonder onderbouwing een beroep kunnen doen op deze bijstellingen, mits de aangifte vóór 4 oktober 2021 is gedaan. Het Hof heeft dit onterecht afgewezen.

De zaak betreft de vraag of de levering van een kantoorgebouw, dat is getransformeerd naar een woongebouw, kan worden aangemerkt als een overgang van een algemeenheid van goederen. De Hoge Raad moet oordelen over de toepassing van artikel 37d Wet OB.

De herleidingsmethode voor bpm-heffing wordt beoordeeld. De Procureur-Generaal concludeert dat deze methode niet aansluit bij de Wet BPM en in strijd is met artikel 110 VWEU.

De zaak betreft de verplichtingen van de inspecteur bij het verwerpen van de douanewaarde en de toepassing van de procedures van het douanewetboek. De Hoge Raad oordeelt dat de transactiewaardemethode moet worden gevolgd.

De zaak betreft de terugbetaling van douanerechten op basis van artikel 239 CDW. De belanghebbende heeft geen recht op terugbetaling omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn en er sprake is van klaarblijkelijke nalatigheid.

De zaak betreft de toepassing van de werkkostenregeling en de aanwijzing als eindheffingsbestanddeel voor tegemoetkomingen na wijziging van de pensioenregeling. De Hoge Raad wordt geadviseerd de cassatieberoepen ongegrond te verklaren.

De zaak betreft de toegang tot gerichte vrijstellingen voor een werknemer met een niet-inhoudingsplichtige werkgever. De Hoge Raad overweegt dat artikel 3.84(2) Wet IB 2001 voorkomt dat deze werknemers in een nadeliger positie komen. De gebruikelijkheidstoets is niet van toepassing en de kostenvergoedingen hoeven niet vooraf te zijn gespecificeerd.

De zaak betreft de bevoegdheid van OLAF om onderzoek te verrichten in Taiwan zonder overeenkomst voor administratieve samenwerking. De Hoge Raad wordt geadviseerd het beroep ongegrond te verklaren.

De zaak betreft de bevoegdheid van OLAF om onderzoek te verrichten in Taiwan zonder overeenkomst voor samenwerking. De Hoge Raad wordt geadviseerd het beroep in cassatie ongegrond te verklaren.