In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een verzuimboete die door de Inspecteur is opgelegd. De naheffingsaanslag betreft het tijdvak van 7 december 2010 tot en met 3 juni 2011, waarin belanghebbende een bedrag van € 1.492 aan belasting en een gelijk bedrag aan boete is opgelegd. De Inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag en de boete na een bezwaarschrift van belanghebbende, waarna belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank Oost-Nederland. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Tijdens de zitting op 15 augustus 2013 werd het gebruik van de auto met kenteken [AA-BB-00] tijdens de schorsing van het kentekenbewijs door de Belastingdienst geconstateerd. Belanghebbende betwistte dit en voerde aan dat de auto technisch mankement had en dat de kentekenplaten eerder waren gestolen. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de auto tijdens de schorsing op de openbare weg was gebruikt, en dat de stellingen van belanghebbende niet aannemelijk waren.
Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de naheffingsaanslag en de boete terecht waren opgelegd. De opgelegde boete van 100% werd als passend en geboden beschouwd, aangezien belanghebbende geen feiten had aangedragen die de conclusie van afwezigheid van schuld rechtvaardigden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 september 2013.