[appellant] heeft het volgende verklaard:
"Deze kwestie speelt ongeveer zes jaar geleden, op dat moment werkte ik als automonteur bij [de Saab-dealer], een Saab-dealer. Daar heb ik vijf en een half jaar gewerkt als leerling-automonteur. De heer [geïntimeerde] en ik zijn landgenoten, wij komen beiden uit [land]. [geïntimeerde] had vernomen dat ik bij [de Saab-dealer] werkte en hij probeerde mij te overtuigen om bij hem in de zaak te komen werken. Hij had een bedrijf genaamd [geïntimeerde] automakerij. Hij was er zeker van dat de zaak beter zou gaan draaien als ik bij hem kwam werken omdat ik diploma’s en ervaring had. Ik aarzelde want ik en mijn familie hebben geen enkele ervaring met ondernemen. Ik had zelfs geen idee wat een boekhouder doet. [geïntimeerde] bleef toch aandringen en uiteindelijk ben ik op zijn voorstel in gegaan. Om een goede deal met [geïntimeerde] te kunnen sluiten heb ik mijn oudere broer, [broer van appellant] uit Duitsland meegenomen naar de afspraak met [geïntimeerde]. [geïntimeerde] vertelde dat de dagwaarde van zijn onderneming € 25.000,- bedroeg. Dat was het bedrag dat een Irakese man hem voor de garage had geboden. [geïntimeerde] zei tegen mij als jij € 25.000,- bijlegt, dan kunnen we samen mooi verder gaan, maar ik had dat geld niet. Ik zou hooguit de helft € 12.500,- kunnen bijleggen, zo vertelde ik hem. [geïntimeerde] ging daarmee akkoord en de week daarna stond ik bij hem in de garage. In die week zijn we samen naar de Kamer van Koophandel geweest en ben ik ook ingeschreven. We hebben toen de naam gewijzigd van [geïntimeerde] automakerij in AA Autoservice. Ongeveer twee weken later zei [geïntimeerde] tegen mij ik ga naar mijn familie in [land], ik heb mijn ouders lang niet gezien. Jij kunt de zaak nu wel runnen. [geïntimeerde] liet alles aan mij over, de garage, de klanten, het klantenbestand, de simkaart met alle gegevens daarop. Op die manier schonk hij mij veel vertrouwen. De avond voordat [geïntimeerde] naar [land] zou vertrekken, ben ik hem op gaan zoeken, en heb hem toen het grootste deel van het bedrag gegeven, met het idee dat het voor hem misschien wel handig zou zijn om over geld te beschikken als hij naar [land] ging. In de loop van de tijd heb ik thuis met moeite € 10.000,- gespaard. Dat ging elke keer met kleine bedragen, € 5,-, € 10,- en een enkele keer € 50,-. Het spaargeld lag gewoon bij mij thuis. Omdat ik geen € 12.500,- had zoals afgesproken, heb ik € 9.500,- meegenomen. Ik hield dan zelf nog een klein bedrag over voor noodgevallen. Mijn vriendin, [vriendin van appellant] en mijn neef en zwager [zwager van appellant] hebben gezien dat ik het geld telde en in een enveloppe heb gestopt. Vervolgens zijn we met z’n drieën bij [geïntimeerde] op bezoek gegaan. Dat was rond een uur of 20.00 a 21.00. Bij [geïntimeerde] thuis is het gebruik dat mannen en vrouwen in gescheiden ruimtes zitten. In de woonkamer zaten twee mannen, één uit Amsterdam, die ik niet kende en één uit Wapenveld, die ik wel kende. Na enige tijd zijn wij weer weg gegaan. [geïntimeerde], [zwager van appellant] en ik zijn naar buiten gegaan om wat te roken en om afscheid van [geïntimeerde] te nemen. Mijn vrouw zat nog steeds binnen. Bij het afscheid buiten heb ik de enveloppe met geld aan [geïntimeerde] gegeven. [geïntimeerde] heeft de enveloppe aangenomen zonder te kijken wat er in zat. Ik heb niet om een betalingsbewijs gevraagd. Het was een kwestie van goed vertrouwen. Immers, hij vertrouwde mij ook door de hele garage aan mij over te laten. Bij het overhandigen van de enveloppe heb ik tegen [geïntimeerde] gezegd: die € 3000,- die krijg je op een latere datum.
(…)
Met betrekking tot de betaling van een bedrag van € 10.500,- verklaar ik het volgende: Toen ik nog bij [de Saab-dealer] werkte, was ik bezig om mijn APK-diploma te halen. Dat is heel moeilijk, ik heb uiteindelijk vier keer examen moeten doen. In november heb ik mijn APK-diploma gehaald. [geïntimeerde] zei toen tegen mij: dan gaan wij een APK-straat beginnen. Want met een APK-straat zouden wij veel meer klanten binnen kunnen halen. Een APK-straat kost ongeveer € 21.000,-. Zelf had ik op dat moment geen geld meer. [geïntimeerde] gaf aan dat hij dan wel zou betalen, en dan zou ik hem later de helft kunnen terugbetalen. Ondertussen zei [zwager van appellant] tegen mij: ik leen je wel € 10.000,-. Vervolgens heb ik tegen [geïntimeerde] gezegd dat ik akkoord ging met de aanschaf van een APK-straat. Die is ook gekocht en [geïntimeerde] heeft de leverancier contant € 21.000,- betaald. Daarna heb ik [zwager van appellant] gevraagd om het geld te brengen, hij kwam ’s avonds met € 10.000,-. Samen met [zwager van appellant] en mijn vriendin heb ik het geld geteld en er zelf nog € 650,- bij gedaan. Ik heb het geld in de enveloppe gestopt. De volgende dag ben ik samen met [zwager van appellant] naar de garage gegaan. [zwager van appellant] ging mee uit belangstelling voor de garage en de APK-straat. Hij was erbij toen ik de enveloppe met geld op het kantoor van [geïntimeerde] overhandigde. [geïntimeerde] heeft het geld geteld. Ook hier is niets van op papier gezet.
(…)
U toont mij productie drie bij de dagvaarding in eerste aanleg. Dat stuk herken ik. Het is een klein bewijs voor mij. Het ging slecht tussen [geïntimeerde] en mij. We verdienden wel goed, maar de werksfeer was slecht. We hadden bijna elke dag ruzie. Het ging gewoon niet, ik ging bijna dagelijks met pijn in het lijf naar huis. Ik heb op een gegeven moment [zwager van appellant] gebeld en ’s avonds met hem gepraat. Ik heb toen besloten ermee te stoppen. De volgende dag ben ik naar de garage gegaan en heb tegen [geïntimeerde] gezegd: ik stop ermee. Op het laatste moment heb ik er een rekenmachine bij gepakt en heb de bedragen die [geïntimeerde] aan mij zou moeten terugbetalen, op het papiertje gezet wat u mij net heeft laten zien. Ik dacht ik moet toch iets op papier zetten. Tegen [geïntimeerde] heb ik gezegd: ik verwacht dat jij mij dit gaat terugbetalen. [geïntimeerde] ging daarmee akkoord en heeft dit stuk ondertekend. Hij heeft er aan toegevoegd: de woorden ‘nog niet beslist’ dat heeft betrekking op het volgende: of ik zou de APK-straat meekrijgen, of ik zou mijn geld terug krijgen. [geïntimeerde] had meer tijd nodig om daarover na te denken, hij zou mij twee weken later uitsluitsel gegeven. Daarom heeft hij ‘nog niet beslist’ op het papiertje gezet. Ik ben daarna weggegaan. Twee weken later vroeg [geïntimeerde] mij mee te gaan naar de kamer van Koophandel om mij te laten uitschrijven. Ik heb dat geweigerd want [geïntimeerde] had nog steeds niet beslist of ik de APK-straat zou meekrijgen of het bedrag in contanten. [geïntimeerde] is toen naar de Kamer van Koophandel gegaan, en heeft mij op eigen houtje, zonder mijn toestemming uit laten schrijven. Hij heeft de uitschrijving in laten gaan op 29 april 2008, dat is dezelfde datum waarop hij ook het stuk dat als productie drie is overgelegd heeft ondertekend.
(…)"