In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep met betrekking tot een ruilverkaveling en de vraag of een rectificatie-akte kon worden opgesteld bij niet kenbare fouten. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. B. Nijman, stelden dat zij te goeder trouw waren bij de toedeling van gronden, terwijl de geïntimeerden, waaronder de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. E. Sportel, de rectificatie-akte betwistten. Het hof oordeelde dat de belangen van derden die te goeder trouw handelden, prevaleren boven de naleving van een vonnis van de rechtbank. Het hof concludeerde dat er geen wettelijke basis was voor de rectificatie-akte, aangezien de gemaakte fout niet kenbaar was voor de appellanten. De rechtbank Assen had eerder een plan van toedeling vastgesteld, maar het hof oordeelde dat dit plan een kennelijke fout bevatte die niet kon worden gecorrigeerd door middel van een rectificatie-akte. De appellanten kregen gelijk, en het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en wees de vordering van de geïntimeerden af. De kosten van het hoger beroep werden toegewezen aan de appellanten, en de Staat werd veroordeeld tot schadevergoeding voor de onrechtmatige handelingen die voortvloeiden uit de rectificatie-akte. Het arrest werd uitgesproken op 15 oktober 2013.