Uitspraak
[appellant],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerden],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
Dat [appellant] de eer heeft, akte vragend van de hiervoor geformuleerde wijziging van eis, te concluderen dat het het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, moge behagen te vernietigen de bij vonnissen d.d. 31 januari 2013 vastgestelde schadevergoeding ten behoeve van appellant (…) en, opnieuw rechtdoende, bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, geïntimeerden te veroordelen om aan appellant te voldoen de somma van € 4.431,50, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, zulks terzake van vergoeding van de door appellant geleden schade ten gevolge van de onrechtmatige handelingen van geïntimeerden als omschreven in genoemde vonnissen, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 2 oktober 2012, de dag dat de schade is toegebracht, tot aan die der algehele voldoening en voorts met veroordeling van geïntimeerden in de kosten van dit geding alsmede in de kosten van de uitvoering daarvan."
3.De feiten
Bij het bestreden vonnis van 31 januari 2013 met parketnummer 18/670438-12 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank [geïntimeerde 2] voor datzelfde feit veroordeeld tot - kort gezegd - een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.
4.De ontvankelijkheid van het hoger beroep
"Het antwoord op de vraag (…) of de benadeelde partij de bevoegdheid heeft haar vordering bij de civiele rechter in te dienen als de strafrechter haar niet-ontvankelijk heeft verklaard, luidt bevestigend.In antwoord op een vraag terzake (…) deel ik mee dat de benadeelde partij wier vordering in eerste aanleg is afgewezen zich binnen de vordering kan voegen in hoger beroep. Zij heeft dan echter niet meer de mogelijkheid zich tot de civiele rechter te wenden."
"Het wetsvoorstel opent niet de mogelijkheid voor de benadeelde partij wier vordering door de strafrechter is ontzegd, de vordering opnieuw aan de burgerlijke rechter voor te leggen. Evenmin verschaft het wetsvoorstel de benadeelde partij zelfstandig een rechtsmiddel tegen het op haar betrekking hebbende deel van het vonnis van de strafrechter. Het wetsvoorstel stelt als voorwaarde voor ontvankelijkheid van de vordering dat zij eenvoudig van aard is. Daardoor zullen veel betwistbare vorderingen niet-ontvankelijk worden verklaard. Niet-ontvankelijkverklaring zal ook worden uitgesproken wanneer de verdachte wordt vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging. In deze gevallen beschikt de benadeelde partij over de bevoegdheid haar vordering alsnog bij de civiele rechter aanhangig te maken. Het feit dat zij tegen deze beslissingen (van de strafrechter) geen hoger beroep kan instellen, kan niet van doorslaggevende betekenis zijn."
In dit verband acht het hof van belang dat artikel 421 lid 3 Sv, dat regelt wanneer een benadeelde partij zich in de strafrechtelijke procedure in hoger beroep kan voegen, ook een ander (en ruimer) criterium hanteert, te weten dat voeging mogelijk is wanneer de vordering van de benadeelde partij 'niet is toegewezen'. Onder een vordering die 'niet is toegewezen' is niet alleen een afgewezen vordering te verstaan, maar ook een vordering waarin de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard. In artikel 421 lid 4 Sv is het criterium dat de vordering 'niet is toegewezen' niet gebruikt.