Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
arrest van de tweede kamer van 22 oktober 2013
de publiekrechtelijke rechtspersoon Provincie Drenthe,
de Provincie,
de naamloze vennootschap Aegon Schadeverzekering N.V.,
Aegon,
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
2.De nadere beoordeling
“De direct na het ongeval ter plaatse gekomen politiemensen (namen verder onbekend) deelden aan [bestuurder], in aanwezigheid van zijn vriendin, mee dat hij een bekeuring zou krijgen omdat hij over een rijbaan van een nog niet voor het publiek geopende weg had gereden. Aldus werd de schuld voor het ongeval bij [bestuurder] neergelegd. Hem werd aangezegd dat men nog bij hem langs zou komen om hem nader te horen. [bestuurder] (inmiddels overleden als gevolg van een arbeidsongeval) deelde op dat moment ter plaatse al mee dat hij het daar niet mee eens was omdat hij de betreffende weg op had kunnen rijden vanaf de 3,5 kilometer daarvoor gelegen Pottendijk zonder dat daar hekken hadden gestaan of dat anderszins aan was gegeven dat het oprijden van de N391 verboden was.”De getuige [getuige 4] heeft daarop verklaard dat hetgeen aldaar is vermeld als afkomstig van [bestuurder] door hem niet als juist wordt erkend. Hij kon zich er niets van herinneren dat [bestuurder] toen gezegd zou hebben dat daar geen hekken hadden gestaan. Gesteld dat [bestuurder] dit wel zou hebben gezegd, dan zou hij een en ander hebben bekeken en hij weet zeker dat hij dat niet heeft gedaan.
: “Verder heb ik gehoord dat de mij bekende[getuige 5] ter plaatse was. Deze man werkte bij Rijkswaterstaat en is misschien wel mede verantwoordelijk geweest voor het geplaatste hek. (…) Ik kan nog een keer met zekerheid zeggen dat er die avond gelet op de route die wij reden op geen enkele wijze aangegeven was dat wij daar niet mochten rijden. Het hek doemde eigenlijk uit het niets op.”Volgens de getuige [getuige 5] is hetgeen [getuige 6] over hem aldaar heeft verklaard absoluut niet juist. [getuige 5] was op dat moment brug- en sluiswachter van de provincie Drenthe en niet van Rijkswaterstaat. Dit heeft [getuige 5] ook in zijn schriftelijke verklaring van 8 april 2008 (productie 27 bij conclusie van antwoord) meegedeeld. Daarom was hij, zo verklaart hij niet verantwoordelijk voor het plaatsen van het hek. Ook is [getuige 5] de passage op pagina 1in de tweede alinea van voornoemde verklaring van [getuige 6] voorgehouden, inhoudend
: “Verder weet ik dat er strepen en andere tekens op het wegdek aan waren gebracht en dat wij tegenliggers tegenkwamen. Vanaf de andere kant, dus zeg maar vanuit de richting Ter Apel, mocht er dus kennelijk ook over de weg gereden worden.”Volgens de getuige [getuige 5] is dit onjuist.
Ik kan nog een keer met zekerheid zeggen dat er die avond gelet op de route die wij reden op geen enkele wijze aangegeven was dat wij daar niet mochten rijden. Het hek doemde eigenlijk uit het niets op.”Daarop heeft [getuige 6] verklaard: “Ik weet nu niet zeker meer of ik toen borden heb gezien. Misschien een bord op een hek.”
([bestuurder] en [getuige 6] hof)op 18 juni 2000 niet vanaf de Nieuwe Schuttingkanaal zijn gekomen en dat dit helemaal niet kon, omdat die weg dood liep en was afgesloten. [bestuurder] heeft daarentegen in het proces-verbaal van aanrijding van 18 juni 2000 verklaard “via de Nieuwe Schuttingkanaal de weg op te zijn gekomen.” Dit betekent dat aan deze verklaring van [bestuurder] niet veel waarde meer kan worden gehecht. Voormelde schriftelijke verklaring van [getuige 6] van 11 maart 2003 alsmede de schriftelijke verklaring van [X] van 12 mei 2003 (onderdelen van het rapport Quest (productie 7 bij inleidende dagvaarding)), doen aan het oordeel van het hof onvoldoende af.