Uitspraak
DTS Business Consulting & Trading,
[appellant],
ABN AMRO,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
bij arrest uitvoerbaar bij voorraad
3.De feiten
revan Gorissen & Van der Zande Schadeonderzoek
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
om binnen drie dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot ongedaan making van de inschrijving van de eenzijdige beëindiging van de bij haar onder polisnummers 5.007.677.0 en 5.007.511.1 lopende verzekeringen van [appellant] bij het Centraal Informatiesysteem van de Stichting CIS, op straffe van (het hof leest:) verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat ABN AMRO in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 50.000, en met veroordeling van ABN AMRO in de kosten van de procedure in conventie, alsmede in de nakosten ter grootte van € 131,00 welk bedrag zal dienen te worden verhoogd met € 68,00 indien het vonnis aan ABN AMRO betekend zal moeten worden, en met verklaring dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal zijn.
conventietot uitgangspunt genomen dat de gestelde inbraak met diefstal gedurende de drie minuten dat het alarm afging moet hebben plaatsgevonden, nu in het door ABN AMRO overgelegde rapport van Gorissen & Van der Zande staat dat het alarm goed functioneerde en slechts drie minuten is afgegaan waarna het alarm automatisch opnieuw is ingesteld en niet opnieuw is afgegaan, en [appellant] ‘de werking van het alarm’, gelet op de stellingen van ABN AMRO, onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden (rov. 4.8.). In het verlengde daarvan heeft de rechtbank, nu de door partijen overgelegde stukken geen uitsluitsel geven over de vraag die partijen verdeeld houdt, geoordeeld dat bewijslevering aan de orde is en [appellant] toegelaten tot het bewijs van feiten en/of omstandigheden waaruit volgt dat er daadwerkelijk een inbraak met diefstal heeft plaatsgevonden gedurende de drie minuten dat het alarm afging (rov. 4.9.). In het dictum is daaraan toegevoegd ‘
en niet in scene is gezet’. In reconventie is nog niet beslist.
5.De beoordeling van het hoger beroep
IV en Vte behandelen. Deze grieven richten zich enkel tegen de weergave door de rechtbank van het verweer van ABN AMRO in rov. 4.4 van het bestreden tussenvonnis. Nu rov. 4.4 geen oordeel van de rechtbank bevat, heeft [appellant] bij deze grief geen belang.
I,II,III,VI en VIIstellen naar de kern genomen de vraag aan de orde of [appellant] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verzekerde gebeurtenis, te weten de gestelde inbraak met diefstal van het LED scherm op 22 december 2009, heeft plaatsgevonden. Voor zover het hof concludeert dat dit niet het geval is, meent [appellant] dat de rechtbank hem ten onrechte heeft opgedragen te bewijzen dat ‘een inbraak met diefstal heeft plaatsgevonden gedurende de 3 minuten dat het alarm afging.’ Deze grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.