Uitspraak
Lefier,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
C/19/98450/KGZA 13-70 in kort geding, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, de vorderingen van appellante jegens geïntimeerde alsnog toe te wijzen en geïntimeerde te veroordelen om binnen twee dagen na het in dezes te wijzen arrest, althans binnen twee dagen na betekening van dit arrest, althans binnen een zodanige termijn als U Edelachtbare in goede justitie bepaalt:
2.De beoordeling in het hoger beroep
[geïntimeerde] heeft betwist dat Lefier spoedeisend belang heeft bij de verlangde voorzieningen in kort geding. Het hof verwerpt dit verweer. Uit de stellingen van Lefier begrijpt het hof dat de asbestsaneringswerkzaamheden in de woningen gelegen boven en onder de woning van [geïntimeerde] slechts kunnen worden uitgevoerd indien toegang wordt verkregen tot de woning van [geïntimeerde]. Dit levert naar het oordeel van het hof, gelet op het advies van TNO om de aangetroffen restconcentraties te saneren, voldoende spoedeisend belang op.
SC-530.
Grief I, die zich keert tegen het oordeel van voorzieningenrechter dat er geen sprake is van een schone kast naar de normen die de wet daarvoor aanlegt, slaagt derhalve. De in de grief besloten tweede klacht die inhoudt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen er sprake is van een gevaarlijke verontreiniging, is evenzeer gegrond. Uit het advies van de GGZ Drenthe van 28 mei 2013 blijkt immers dat de in zijn berg/servicekast aangetroffen restconcentraties geen verhoogd gezondheidsrisico voor [geïntimeerde] met zich brengt. Dit neemt niet weg dat de restconcentraties asbest krachtens het advies van TNO dienen te worden gesaneerd. Dit heeft Lefier ook toegezegd te doen.
grieven II tot en IV),
is de vraag op welke wijze de restconcentraties asbest in de berg/servicekast van [geïntimeerde]