Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
27 november 2013
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak is in geschil of de Inspecteur terecht de auto van belanghebbende niet als auto in de zin van artikel 3.20 van de Wet IB 2001 heeft aangemerkt en of hij terecht een onttrekking vanwege privégebruik heeft aangenomen. Tevens is in geschil of de Inspecteur terecht boetes voor de jaren 2006 en 2007 heeft opgelegd. De belanghebbende, een vennoot van een vof, ontving navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2006 tot en met 2009, waarbij de Inspecteur een vergrijpboete oplegde. De rechtbank Noord-Nederland had eerder de navorderingsaanslagen en heffingsrentebeschikkingen gegrond verklaard, maar de boetebeschikkingen vernietigd. In hoger beroep heeft de belanghebbende de uitspraak van de rechtbank bestreden, terwijl de Inspecteur incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het Hof heeft vastgesteld dat de auto, die door belanghebbende en zijn werknemers werd gebruikt, niet uitsluitend voor goederenvervoer was ingericht. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet overtuigend had aangetoond dat de auto voor minder dan 500 kilometer privédoeleinden was gebruikt. De Inspecteur had de onttrekking terecht in aanmerking genomen. De boetes werden door het Hof bevestigd, omdat de belanghebbende had nagelaten een rittenadministratie bij te houden en zich had moeten realiseren dat inkomstenbelasting verschuldigd was over het privégebruik van de auto. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende.