In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de waardering van een ziekenhuis in Nijmegen, in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar had de waarde van het ziekenhuis vastgesteld op € 77.444.000 voor het jaar 2009 en € 78.571.000 voor het jaar 2010. Belanghebbende, de eigenaar van het ziekenhuis, was het niet eens met deze waarderingen en had bezwaar aangetekend, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Arnhem. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 30 mei 2013 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende betoogde dat de vastgestelde waarden te hoog waren en voerde aan dat er rekening gehouden moest worden met functionele afschrijving en economische veroudering van het ziekenhuis. De heffingsambtenaar verdedigde de vastgestelde waarden en stelde dat de waardering correct was. Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar niet in zijn bewijslast was geslaagd en dat de waarden te hoog waren vastgesteld. Het Hof heeft de waarde van het ziekenhuis per 1 januari 2008 en per 1 januari 2009 vastgesteld op € 70.000.000.
De uitspraak van het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en de beslissingen van de heffingsambtenaar. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 4.242 bedroegen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan bij de Hoge Raad der Nederlanden.