In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 juni 2012, waarin de rechtbank het beroep ongegrond verklaarde. De heffingsambtenaar van de gemeente Lopik had leges van € 899 geheven voor de behandeling van een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning voor een schapenschuur. De aanvraag was ingediend op 21 mei 2007, maar de beslissing was aangehouden tot het moment waarop het bestemmingsplan in werking trad. Belanghebbende betwistte de legesheffing en stelde dat de heffingsambtenaar het gelijkheidsbeginsel had geschonden door in vergelijkbare gevallen geen leges te heffen. Tijdens de zitting op 3 september 2013 werd de zaak behandeld door mr. A.J. Reitsma, onder toezicht van mr. J.M. Willems. Het hof oordeelde dat de uitspraak van de rechtbank vernietigd moest worden, omdat mr. Reitsma ten tijde van de zitting geen rechter was en dus onbevoegd om een geldige uitspraak te doen. Het hof besloot de zaak zelf af te doen, omdat er geen nadere behandeling door de rechtbank nodig was. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht leges had geheven, omdat de aanvraag in behandeling was genomen, ongeacht of de vergunning werd verleend. Het hoger beroep van belanghebbende werd gegrond verklaard, maar het beroep bij de rechtbank bleef ongegrond, waardoor de uitspraak op bezwaar in stand bleef.