Uitspraak
[appellant],
Proximedia,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
Staatsblad2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
2.De verdere beoordeling in hoger beroep
€ 201,11 inclusief BTW
€ 3.083,69 onbetaald gelaten.
€ 7.202,94,- te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 6.024,29 vanaf 12 juli 2011 tot de dag der algehele vergoeding. Proximedia heeft deze vordering gebaseerd op het niet nakomen door [appellant] van de tussen partijen gesloten overeenkomst.
ECLI: NL: HR: 2002: AD73K3). Evenwel kan onder omstandigheden uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien dat een schuldenaar pas van een hem toekomend opschortingsrecht gebruik mag maken nadat hij zijn wederpartij heeft meegedeeld dat en op welke grond de opschorting plaatsvindt. Daarbij is in het bijzonder van belang hetgeen de wederpartij ten tijde van de opschorting wist of uit de toen bestaande omstandigheden had behoren te begrijpen, en wat degene die opschort, toen met betrekking tot die wetenschap of dit begrijpen mocht aannemen (HR 17 februari 2006,
ECLI: NL: HR: 2000: A45663en HR 4 januari 1991,
ECLI: NL: HR: 1991: 2C0097). Er is niet gesteld of gebleken dat het voor Proximedia niet kenbaar was dat [appellant] zich op opschorting heeft beroepen. Het hof gaat met de kantonrechter er vanuit dat Proximedia ermee bekend was dat [appellant] zijn maandelijkse betalingsverplichtingen heeft opgeschort omdat de website van aanvang niet goed functioneerde. Dit blijkt ook uit de hiervoor onder 2.1.4 (gedeeltelijk) geciteerde brief van Proximedia aan [appellant] van 27 juli 2009.
grief I) richt zich tegen de vaststelling van de kantonrechter dat Proximedia niet was gehouden om er voor te zorgen dat de website van [appellant] een hoge positie zou krijgen binnen een zoekmachine. [appellant] stelt dat hij op basis van de mededelingen van de vertegenwoordiger van Proximedia heeft mogen verwachten dat Proximedia niet zou volstaan met een enkele simpele aanmelding bij Google zonder daarbij gebruik te maken van mogelijkheden om een hoge positie te verkrijgen of tenminste om [appellant] te instrueren hoe van die mogelijkheden gebruik te maken. [appellant] biedt bewijs aan van zijn stelling dat Proximedia heeft aangegeven dat de verhoudingen tussen haar en Google van een zodanige kwaliteit waren dat zij ervoor kon zorgen dat de website van [appellant] steeds een hoge positie bij de zoekresultaten zou krijgen.
ECLI: NL: 1981: AG4158). Bij de vraag welke zin partijen over en weer aan elkaars verklaringen mochten toekennen, dient tevens rekening te worden gehouden met eerdere afspraken en toezeggingen.
grief II) betreft het iDEAL betalingssystemen. [appellant] stelt dat Proximedia op grond van de overeenkomst gehouden was om betaling via iDEAL mogelijk te maken. In die verplichting is Proximedia volgens [appellant] tekortgeschoten. [appellant] stelt dat het iDEAL betalingsysteem niet goed heeft gefunctioneerd. Ter onderbouwing van zijn stelling verwijst [appellant] naar een e-mailbericht van Buckaroo Online Payment Services van
4 september 2009 waarin wordt aangegeven dat het probleem met de webwinkel bij Proximedia ligt. Dat het systeem ook daarna niet goed werkte, wordt door [appellant] onderbouwd door verwijzing naar een e-mail van een klant van 27 november 2010.
3.De beslissing
mr. R.E. Weening, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
21 januari 2014, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;