4.3 Belanghebbende heeft aangevoerd dat zij in onmin leeft met haar buren. Dit uit zich in pesterijen van de kant van de buurvrouw waarbij onder meer door haar verwensingen richting belanghebbende worden geuit en door haar voorwerpen in de tuin van belanghebbende worden gegooid. Voorts heeft belanghebbende gesteld dat zij door haar buren is bedreigd en bijna met de auto is overreden. Belanghebbende heeft meermalen aangifte tegen de buurvrouw gedaan bij de politie, maar dit heeft geen effect gesorteerd. Belanghebbende verwijt de gemeente AA en Hunze dat zij niet adequaat in deze kwestie heeft opgetreden. Belanghebbende vindt in het licht van haar ervaringen dat haar woongenot zodanig wordt aangetast dat de waarde van de onroerende zaak op nihil, althans – zo begrijpt het Hof - aanzienlijk lager, moet worden vastgesteld.
4.4 Nu belanghebbende de waardevaststelling gemotiveerd betwist, rust op de Heffingsambtenaar de last aannemelijk te maken dat de waarde naar het waardepeil van
1 januari 2010 niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economische verkeer per laatstgenoemde datum.
4.5 De Heffingsambtenaar heeft ter onderbouwing van de waarde een taxatierapport van 14 juli 2011 opgesteld door A, voornoemd, overgelegd. In dit taxatierapport worden vier referentieobjecten vermeld. Bij het taxatierapport is een waardematrix gevoegd waarin de kenmerken van de onroerende zaak en de referentieobjecten zijn verwerkt. De referentieobjecten zijn gelegen te Z, L, M en N. De woning in Z is halfvrijstaand, de andere woningen zijn van het type twee-onder-één kap.
4.6 Twee referentieobjecten zijn gebouwd in 1988 de andere twee in 1994 en 1996. De inhoud van de woningen bedraagt 315 m³ tot 365 m³, en de perceeloppervlakte is 235 m² tot 392 m². Bij alle woningen behoort een garage. De referentieobjecten zijn verkocht in de periode van 16 februari 2009 tot 1 december 2010. Twee woningen zijn verkocht voor € 229.000, de andere voor € 227.000 en € 194.000.
4.7 De Heffingsambtenaar is op de hoogte van het bestaan van het conflict tussen belanghebbende en haar buren. De Heffingsambtenaar stelt begrip te hebben voor de situatie van belanghebbende, maar kwalificeert belanghebbendes relaas als een subjectieve beleving.
De Heffingsambtenaar stelt dat potentiële kopers van de onroerende zaak zich niet door de gestelde overlast zouden laten beïnvloeden. Hij heeft hiervoor aangevoerd dat belanghebbende, zoals zij in deze procedure heeft betoogd en ter zitting van het Hof nog eens heeft bevestigd, de ervaren overlast bij verkoop niet zal melden. Dit betekent dat een potentiële koper onbekend zal zijn met de overlastproblematiek, nu deze overlast niet regionale of landelijke bekendheid heeft gekregen of anderszins is gebleken dat zij aan derden kenbaar is gemaakt. De Heffingsambtenaar wijst er voorts op dat belanghebbende heeft aangegeven dat niet alle buurtbewoners overlast van de desbetreffende buren van belanghebbende ervaren. Andere buren, zowel de gezinnen die aan de andere zijde naast de bedoelde buren wonen, als bewoners aan de overzijde van de straat ervaren geen of nagenoeg geen overlast. Het is om die reden, aldus de Heffingsambtenaar, waarschijnlijk dat geen sprake is van een objectieve omstandigheid die de waarde van de onroerende zaak negatief beïnvloedt. Een potentiële koper van de onroerende zaak zal waarschijnlijk de bedoelde overlast niet ervaren. De overlast vertaalt zich daarom, aldus de Heffingsambtenaar, niet in een lagere waarde van de onroerende zaak in het economisch verkeer en om die reden heeft de Heffingsambtenaar bij het bepalen van de waarde hiermee ook geen rekening gehouden.