ECLI:NL:GHARL:2013:BZ3759
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- J.W. Hoekzema
- G.B.C.M. van der Reep
- G.C.C. Lewin
- Rechtspraak.nl
Zorgplicht bij bemiddelingsovereenkomst terzake verzekering en CO2-risico
In deze zaak gaat het om de zorgplicht van een bank bij een bemiddelingsovereenkomst met betrekking tot een verzekering. De coöperatie Coöperatieve Rabobank De Zuidelijke Baronie U.A. (hierna: Rabobank) heeft hoger beroep ingesteld tegen ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN Amro) na een eerdere uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft de vraag of Rabobank, als rechtsopvolgster van een failliete aspirant-verzekerde, voldoende bewijs heeft geleverd dat het CO2-risico in 2004 verzekerd had moeten zijn. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Rabobank niet in staat was om aan te tonen dat de schade die was ontstaan door een groeiachterstand van chrysanten onder een verzekering gedekt zou zijn geweest, indien ABN Amro haar verplichtingen correct was nagekomen.
Tijdens de procedure zijn getuigen gehoord die verklaringen hebben afgelegd over de verzekeringsmogelijkheden in 2004 en de dekking van het CO2-risico. De getuigen gaven aan dat het CO2-risico mogelijk verzekerd had kunnen worden, maar dat er onvoldoende bewijs was dat dit daadwerkelijk het geval was geweest. Het hof concludeert dat de getuigenverklaringen en de overgelegde stukken niet voldoende aanknopingspunten bieden om te oordelen dat de schade van Rabobank gedekt zou zijn geweest onder een verzekering.
Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank en oordeelt dat Rabobank de proceskosten van het hoger beroep moet dragen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de bank om de aspirant-verzekerde te wijzen op relevante verzekeringsmogelijkheden en de noodzaak om voldoende bewijs te leveren in dergelijke geschillen.