Vaststaande feiten
3.1 De rechtbank heeft in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.3) de feiten vastgesteld. Met grief I in het principaal appel komt [appellante] op tegen deze feitenvaststelling. Volgens [appellante] heeft de rechtbank niet alle relevante feiten vastgesteld. De grief faalt. Er is geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
3.2 Het hof ziet reden de feiten zelfstandig vast te stellen. Gelet op wat enerzijds is gesteld en anderzijds niet (voldoende) is weersproken, staan de volgende feiten vast.
3.2.1 [appellante] exploiteert een advocatenkantoor. Aan dat kantoor is
mr. [advocaat] (hierna: mr. [advocaat]) als advocaat verbonden.
3.2.2 [geïntimeerde 1] is op 20 augustus 2008 opgericht. [geïntimeerde 2] is vanaf de oprichting bestuurder en enig aandeelhouder van [geïntimeerde 1]. In het handelsregister is vermeld dat [geïntimeerde 1] i.o. actief is geweest van 1 september 2007 tot 20 augustus 2008 en dat in die periode vanaf 15 oktober 2007 [geïntimeerde 2] "bevoegd functionaris" was. Voor de periode 1 september tot 15 oktober 2007 staat mevrouw [bevoegd functionaris] (hierna: [bevoegd functionaris]) als "bevoegd functionaris" ingeschreven.
3.2.3 In 2008 heeft mr. [advocaat] namens [geïntimeerde 1] Holding B.V. i.o. (hierna: [geïntimeerde 1] i.o.) en mevrouw [bevoegd functionaris] een procedure in kort geding aanhangig gemaakt bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag tegen de heer [betrokkene]. In deze procedure hebben zij gevorderd dat [betrokkene] wordt veroordeeld tot nakoming van een overeenkomst van geldlening met [geïntimeerde 1] i.o. en tot betaling vaneen bedrag van
€ 1.000.000,- aan [geïntimeerde 1] i.o. dan wel aan [bevoegd functionaris]. [kantoorgenoot appellante] heeft toen onder meer een schriftelijke machtiging overgelegd, waarin [geïntimeerde 2] de heer [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde]) machtigt om in de procedure in kort geding op te treden en namens hem het woord te voeren.
3.2.4 De voorzieningenrechter heeft [geïntimeerde 1] i.o. in een vonnis van 20 juni 2008 niet-ontvankelijk verklaard in deze vorderingen. Volgens de voorzieningenrechter is een "BV in oprichting" geen rechtssubject waaraan rechtspersoonlijkheid toekomt en heeft [gemachtigde] als vertegenwoordiger van [geïntimeerde 1] i.o., dus niet namens zichzelf, met [betrokkene] gehandeld, terwijl gesteld noch gebleken is dat zij in het kader van een eenmanszaak heeft gehandeld. Mr. [kantoorgenoot appellante] (hierna: [kantoorgenoot appellante]), een kantoorgenoot van mr. [advocaat], heeft [geïntimeerde 1] i.o. en [bevoegd functionaris] ter zitting bij de voorzieningenrechter bijgestaan.
3.2.5 [appellante] heeft voor de door haar verrichte werkzaamheden declaraties verstuurd naar "[geïntimeerde 1]s Holding de heer drs. [gemachtigde], [adres]". De vanaf 6 augustus 2008 tot en met 3 februari 2009 verstuurde nota's, met een totaalbedrag van € 6.154,23, zijn onbetaald gebleven.
3.2.6 Mr. [advocaat] en [gemachtigde] hebben in de periode van juli 2008 tot en met mei 2009 met elkaar gecorrespondeerd over de procedure tegen [betrokkene] en de openstaande nota's. In dat verband hebben zij elkaar onder meer het volgende geschreven:
- [gemachtigde] in een brief van 21 juli 2008:
"(…)resultaat:
Er is zeer onzorgvuldig onbereid, namens de verkeerde rechtspersoon op grond van de verkeerde argumenten een zeer weke procedure gevoerd met een verwachte negatieve afloop.
de kosten bedragen in elk geval:
Nota [advocaat] € 3.908,21
Procureur € 5.285,94+
€ 9.194,15
Er wordt thans ook nog verwacht dat "een gek uit Drenthe" dit voldoet. Nee dus!
(…)
Graag verwacht ik uwerzijds een voorstel met betrekking tot de kosten van het rotte fruit en de voortgang van de procedure. Vast staat voor mij in elk geval dat [betrokkene] zijn verplichtingen moet nakomen.""
- [gemachtigde] in een brief van 25 augustus 2008:
"Onder referte aan ons gesprek d.d. maandag 25 augustus jl. vraag ik uw aandacht voor het volgende:
1. (…)
2. De griffierechten zal ik zo spoedig mogelijk voldoen. Ik bericht u daar deze week over. Wat de andere in rekening gebrachte kosten betreft, verwacht ik een behoorlik gebaar van u. Wij komen hier nog over te spreken.
3.(…)"
- Mr. [advocaat] in een brief van 26 augustus 2008:
"In totaal staat open een bedrag ad € 9.782,42. Daarvoor zijn destijds een tweetal facturen aan u toegezonden, een groot € 3.908,21 en een ad € 5.874,21. Van die facturen maakt ook (deel - toevoeging hof) uit de factuur van onze procureur, die betrekking heeft op griffierechten ad € 4.784,-- en de door onze procureur berekende procureurswerkzaamheden ad € 421,80. U heeft reeds aangegeven die kosten, tezamen groot € 5.205,80, te zullen voldoen. Indien dit bedrag wordt afgetrokken van het openstaande factuurbedrag ad € 9.782,42, resteert een bedrag ad € 4.576,62.
Ik stel voor een korting van 30% op het bedrag van € 4.576,62 toe te passen, hetgeen betekent dat u naast het bedrag ad € 5.205,80, een bedrag ad € 3.203,63 dient te voldoen. Voor de goede orde merk ik op dat een deel van het bedrag ad € 4.546,62 ziet op werkzaamheden van na de zitting. Kantoor komt u derhalve ook met betrekking op die werkzaamheden tegemoet.
Ten slotte merk ik op dat ik betaling van het bedrag ad € 5.205,80 gaarne binnen één week na datum dezes tegemoet zie, mede gelet op het feit dat kantoor dit bedrag reeds lange tijd geleden aan onze procureur heeft voldaan. Voor wat betreft het restant van het door u te betalen bedrag stel ik u in de gelegenheid om dat bedrag binnen drie maanden na datum dezes te voldoen. Als u met een en ander akkoord bent, wilt u dat dan wel schriftelijk bevestigen?"
- [gemachtigde] in een e-mailbericht van 29 augustus 2008:
"Met de door u voorgestelde betalingsregeling ga ik akkoord. Heden is € 5.205,80 aan u overgemaakt."
- Mr. [advocaat] in een brief van 3 december 2008:
"(…) Het faillissementsrekest tegen [betrokkene] kan ik op dit moment niet indienen. De advocaat waarvan jij sprak houdt zich onbereikbaar. Wij hebben hem nu een drietal keren aangeschreven en een paar keer geprobeerd te bellen, alles zonder resultaat. Leeft deze man nog wel?
Voorts horen wij niets van [betrokkene 2]. Is dat een fout? Wil jij zorgen voor de steunvordering van [betrokkene 2]?
Overigens maakten wij een betalingsafspraak over de declaraties in augustus jl. Het eerste gedeelte kwam jij na, de rest niet. Kan ik dat thans ook, in een keer, tegemoet zien? Daarvoor dank."
- Mr. [advocaat] in een brief van 13 januari 2009:
"Je hebt voor van de week een afspraak gemaakt. Dat is prima. er staat echter al geruime tijd een bedrag uit van ± € 5.886,00. Dit laatste bedrag zou je al voor 15 december betalen. Kan ik ervan op aan dat je dit thans doet voor 15 januari 2009?"
- [gemachtigde] in een brief van 4 mei 2009:
"Even een update van de huidige situatie.
Aan nota's staat er nog € 6.154,23 open.
Inzake [betrokkene] is er in totaal gedeclareerd € 14.190,61.
Door een absoluut verkeerde procedurevoering is er tot op heden geen kokosnoot bereikt en je bent NIET bereid verdere actie te ondernemen zolang er niet betaald is. Bovendien ben ik van mening dat je bang bent voor [betrokkene].
Ik heb inmiddels, hopelijk met jouw welnemen, een bevriende advocaat - zonder voorschot - bereid gevonden om de handschoen tegen [betrokkene] op te nemen. ik hoop niet dat je dit in de weg staat en dat je bereid bent voor verdere adequate afhandeling van het procesdossier ter beschikking te stellen.
Zodra er weer pecunia in kas zit, zal ik je nota voldoen. "
3.2.7 Nadat [appellante] [geïntimeerde 1] c.s. had gedagvaard, schreef [geïntimeerde 2] in een brief van 2 november 2009 onder meer het volgende aan mr. [advocaat]:
"Het voornoemde exploit heb ik met belangstelling gelezen en bestudeerd. Ik kom tot de volgende conclusies:
1. Uw naam is mij geheel onbekend, laat staan dat ik u mondeling of schriftelijk een opdracht zou hebben gegeven.
2. Ik zie derhalve ook niet in waarom ik kennis heb genomen of zou hebben moeten nemen van uw algemene voorwaarden.
3. Voor zover ik heb kunnen nagaan is er door mij, noch door [geïntimeerde 1] HoldingS bv ooit enig bedrag aan u getransfereerd.
4. In uw bijlagen wordt enkele malen de naam van drs. P.[gemachtigde] genoemd. Hij heeft nooit enige bevoegdheid bij [geïntimeerde 1] HoldingS bv gehad. Desalniettemin zal ik mij met hem over de onderhavige zaak verstaan."
In een brief van 11 november 2011 schreef hij onder meer:
"Onder referte aan uw brief van 6 november 2009 en de brief van uw zeer onvakkundige medebroeder [kantoorgenoot appellante] heb ik besloten de door u genoemde en door mij zeer betwiste vordering ad € 6.154,23 "onder protest en onder voorbehoud van alle rechten" te voldoen. Het inschakelen van weer een niets presterende, minkulige advocaat, waar u een exponent van bent, lijkt mij niet zinvol.
Ik persisteer bij eerdere beweringen:
(…)
Ik heb mij wel met de door u genoemde heer drs. [gemachtigde] verstaan, daaruit is o.a. naar voren gekomen, dat
- Hij, namens, maar uitdrukkelijk NIET in opdracht van zijn echtgenote, u om advies heeft gevraagd bij de incasso van een lening die tussen uw relatie [betrokkene] en [geïntimeerde 1] HoldingS bv i.o. waarvan mevrouw [bevoegd functionaris] statutair directeur en eigenaar was, werd overeengekomen.
(…) [geïntimeerde 1] HoldingS was GEEN rechtsopvolger van [geïntimeerde 1] HoldingS bv i.o. (een slordigheid van een onbekwaam advocaat die de zaak NIET goed had voorbereid; deze slordigheid is geheel aan u te wijten; u liet [kantoorgenoot appellante] immers slechts één dag ter voorbereiding)."