1.1 De Heffingsambtenaar heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak a-laan 22 te Z (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2009, voor het jaar 2010 vastgesteld op € 82.000.
1.2 Op het bezwaar van belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de vastgestelde waarde verminderd tot € 65.000.
1.3 Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 september 2011 ongegrond verklaard.
1.4 Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5 Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 maart 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de Heffingsambtenaar A, bijgestaan door B, WOZ-taxateur.
2. Feiten
2.1 De onroerende zaak is een bovenwoning met daaronder twee loodsen. De inhoud van de woning is ongeveer 459 m3. De inhoud van de twee loodsen is 90 m2 en 108 m2. De oppervlakte van het perceel, kadastraal bekend gemeente Z, sectie Y, nummer 0000, is ongeveer 733 m2. De loodsen zijn in gebruik bij belanghebbende.
2.2 Belanghebbende is sinds 2 februari 2009 eigenaar van de onroerende zaak. De koopsom was € 65.000. Volgens het vonnis van 13 februari 2013 met kenmerk C/17/121677/ HA ZA 12-252 van Rechtbank Noord-Nederland is de eigenaar van de naburige onroerende zaak aan de a-laan 24 per 1 maart 2007 door verjaring eigenaar geworden van een strook grond gelegen tussen de onroerende zaak en de naburige onroerende zaak. Deze strook is circa 25 m2 groot. De Rechtbank Noord-Nederland baseert dit oordeel blijkens het vonnis op zodanige feitelijke handelingen die de (voormalige) eigenaar van de naburige onroerende zaak heeft verricht ter zake van de strook grond dat het voor belanghebbende ten tijde van de aankoop voldoende duidelijk moet zijn geweest dat de strook grond niet aan de onderhavige onroerende zaak valt toe te rekenen.
2.3 In de brief van 24 mei 2002 van de gemeente Weststellingwerf aan de advocaat van de voormalige eigenaar van de onroerende zaak is het volgende ter zake van de onroerende zaak opgenomen:
“Bij beschikking van 8 juni 1995 (kenmerk: 000001) heeft het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân de saneringsnoodzaak en urgentie vastgesteld.
Op basis van uitgevoerd bodemonderzoek is vastgesteld dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en dus van een saneringsnoodzaak.
Destijds is ook een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat bij het huidige gebruik van de locatie (woning met tuin, bedrijfsruimten en onbebouwd, verhard terrein) geen actuele risico’s aanwezig zijn voor mens, ecosysteem en/of verspreiding. Op basis hiervan is vastgesteld dat sanering niet urgent is.
Uit recent overleg met de provincie (de heer Landman van de afdeling Milieu en Water) is niet gebleken dat de bij de vaststelling van de saneringsnoodzaak en urgentie gehanteerde uitgangspunten zijn gewijzigd.”