3.3 Mr. Tiddens heeft als getuige verklaard:
"Ik ben nog steeds curator in het faillissement van MSN. Ik heb inderdaad op 7 juli 2008 een brief geschreven aan mevrouw mr. Slofstra die als productie 3 bij conclusie van repliek is gevoegd. Ik blijf erbij dat de inhoud van die brief juist is. Dit heb ik onlangs ook bevestigd in mijn brief van 12 september 2012 aan mr. Oskamp, waarvan ik nu een kopie van de eerste pagina van deze van mr. Oskamp ontvang. Ik heb er geen bezwaar tegen dat deze kopie aan het proces-verbaal van mijn getuigenverklaring wordt gehecht. Ook deze brief is juist. Ik zal dat toelichten.
Ik meen dat op een maandag omstreeks 27 mei 2002 een bespreking is geweest waarbij Troost en ik als curatoren een koopovereenkomst hebben opgesteld over de activa van MSN waarin we het eens zijn geworden over alle facetten van die transactie. Bij die bespreking waren ook aanwezig [geïntimeerde 2] en [appellant] en ik meen ook [betrokkene 1]. [betrokkene 2 ] was niet aanwezig. Ik heb die man nooit ontmoet of gesproken, ook niet telefonisch. In de bespreking op deze maandag is door mij of door Troost aan de anderen gevraagd of er niet eigenlijk ook een financieringsvoorbehoud moest worden opgenomen. Onder andere [appellant] maar ook [geïntimeerde 2] vonden dat niet nodig. In die zin is het dus niet zozeer een advies van [appellant] geweest om het niet op te nemen; het onderwerp kwam min of meer terloops ter sprake. Maar ik blijf erbij dat ook [appellant] het niet nodig vond om die clausule op te nemen.
Ik begrijp dat mr. Oskamp zich op het standpunt heeft gesteld dat een financieringsvoorbehoud in dit soort zaken niet gebruikelijk zou zijn. In mijn ervaring als curator, meermalen benoemd door de Rechtbank Groningen, is dat anders. In Groningen vindt de rechter-commissaris dat geen punt. Bij ons wordt geregeld zo’n voorbehoud opgenomen.
U vraagt mij of er nu een speciale reden is geweest om het voorbehoud niet op te nemen. Ik herhaal dat het eigenlijk standaardgebruik is om dat wel te doen maar ik zal toelichten waarom dat hier naar mijn idee nu niet is gebeurd. Vanaf het eerste moment dat wij over de activaovereenkomst met [betrokkene 1] onderhandelden waren [appellant] maar vooral ook [geïntimeerde 2] zeer stellig in hun opvatting dat het financieren geen enkel probleem zou vormen. Er werd hoog opgegeven van ene [betrokkene 2 ] die voor ons een soort mystery guest is gebleven. Er werd ons zelfs verteld dat hij tegen Tony Blair “Tony” mocht zeggen door [geïntimeerde 2]. Wij, Troost en ik, hebben vaak gevraagd wat [betrokkene 2 ] nou eigenlijk voor soort man was.
[appellant] kon daar weinig over zeggen want hij had de man maar één keer ontmoet, zei hij. Volgens [appellant] hield [betrokkene 2 ] niet van “mannen met stropdassen”. [geïntimeerde 2] bleef ons verzekeren dat we niet aan [betrokkene 2 ] hoefden te twijfelen.
Ik herinner mij dat wij op die bewuste maandag hebben gezegd dat [geïntimeerde 2] en
[appellant] het steeds over die [betrokkene 2 ] hadden die wij dus niet konden plaatsen en daarom hebben wij terloops gezegd of er geen voorbehoud in de overeenkomst moest. Ik herhaal voor alle duidelijkheid dat wij uitsluitend die maandag terloops één keer over het financieringsvoorbehoud hebben gesproken. [appellant] antwoordde daarop ontkennend en vooral ook [geïntimeerde 2] ondersteunde dat. Hier is geen debat over gevoerd.
[geïntimeerde 2] had al contact met [betrokkene 2 ], zo begrepen wij, voor het faillissement. [geïntimeerde 2] was zeer terneergeslagen door dit faillissement en daarvan erg onder de indruk. Wij hebben in de besprekingen met hem daarin geen wijziging gezien.
Op de vragen van mr. Oskamp antwoord ik dat [geïntimeerde 2] een behoorlijk bedrijf heeft geleid van zo’n tweehonderd man. Ik dacht dat hij ingenieur was. Op de vraag van mr. Oskamp wie dat “ene telefoontje” zou doen, antwoord ik: wij, de curatoren, in ieder geval niet maar ik heb me er niet in verdiept wie dat wel zou doen. In mijn perceptie was het zo dat alle aanwezigen bij dit gesprek meenden dat de financiering in kannen en kruiken was, hoewel dat voor ons, curatoren, dus alleen afgeleide kennis was.
Mr. Oskamp leest de zin voor in mijn aan te hechten brief van 12 september jongstleden waarin staat dat van een advies van [appellant] geen sprake was, alsmede het vervolg van die zin zoals aangelicht op die verklaring. Mijn reactie daarop is als volgt: hetgeen ik in die brief heb verklaard, is juist. Die passage is correct weergegeven. Verder benadruk ik nogmaals dat van een advies van [appellant] geen sprake is geweest, het financieringsvoorbehoud is in de bespreking van maandag 27 mei slechts terloops aan de orde gekomen."