ECLI:NL:GHARL:2013:CA0476
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onverbindendheid van de Verordening Markt- en standplaatsgelden 2010 en de heffing van standplaatsgeld
In deze zaak gaat het om de onverbindendheid van de Verordening Markt- en standplaatsgelden 2010 van de gemeente Westerveld en de daaruit voortvloeiende aanslag standplaatsgeld van € 1.540 voor het jaar 2010, opgelegd aan belanghebbende die een verkoopwagen exploiteert. De Heffingsambtenaar heeft de aanslag gehandhaafd na een bezwaarschrift van belanghebbende, die vervolgens in beroep ging bij de rechtbank Assen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
De centrale vragen in het hoger beroep zijn of de Verordening onverbindend is wegens strijd met verschillende artikelen van de Gemeentewet, waaronder artikel 229b, en of de aanslag terecht is opgelegd. Belanghebbende stelt dat de Verordening willekeurig en onbillijk is, en dat de heffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De Heffingsambtenaar betwist deze stellingen en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Het Hof oordeelt dat de Heffingsambtenaar onvoldoende inzicht heeft gegeven in de geraamde baten en lasten van de Verordening, waardoor de opbrengstlimiet wordt overschreden. Dit leidt tot de conclusie dat de Verordening onverbindend is. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en de aanslag, en veroordeelt de Heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 mei 2013.