“De auto waarvan ik de schade heb hersteld was een Volkswagen Passat uit 2001. De heer [geïntimeerde] kwam hiermee in juni 2008. Ik weet nog dat de schade vrij fors was. De auto was niet meer in zodanige staat dat hij nog rijdbaar was en er lag een enorme plas olie bij mij op de oprit.
U houdt mij voor mijn schriftelijke verklaring van 20 januari 2010 (productie 2 tweede blad bij akte overlegging producties tevens houdende vermeerdering van eis; in de conclusie van repliek wordt naar deze productie verwezen).
Deze verklaring is nog helemaal juist.
U houdt mij ook mijn verklaring voor die ik op 6 april 2011 ten overstaan van de kantonrechter te Groningen als getuige heb afgelegd.
Deze verklaring is nog steeds helemaal juist met dien verstande dat in de laatste zin van de eerste bladzijde van deze verklaring staat vermeld dat het wiel links voor was weggeschuurd, terwijl dit volgens mij moet zijn weggescheurd.
Op de tweede bladzijde van deze verklaring staat achter het eerste gedachtestreepje vermeld: 'Gelet op de aard van de beschadigingen moet er, volgens mij, van worden uitgegaan dat het ongeval mede tot stand is gekomen door een te hoge snelheid. Aan de aard van de schade kun je zien dat de auto is gelanceerd als je namelijk alleen maar tegen een stoeprand rijdt, beschadig je namelijk alleen het subframe. Daarvan is hier geen sprake. De auto is als het ware op de neus beland terwijl de achterzijde omhoog moet zijn gegaan.'
Onder de auto zit een frame een zogenaamd subframe. De ruimte tussen de weg en dit subframe is ongeveer dertig centimeter. De motor onder de auto zit op een hoogte van ongeveer veertig centimeter vanaf de weg. Deze motor was aan de onderzijde dusdanig beschadigd, dat de steunen waarin de motor vast zit er uitgebroken zijn. Ik heb die steunen zelfs nog in mijn bezit. Hieruit leid ik af dat de auto met de motor een duikvlucht heeft gemaakt. Bij het remmen tijdens een hoge snelheid duikt de auto ook iets naar beneden, maar niet in die mate waarmee dit met deze auto was gebeurd.
U houdt mij voor de nota van deze reparatie met als factuurdatum 18 juni 2008 (productie 6 bij de inleidende dagvaarding pagina vier).
Deze factuur is geheel en al correct.
U houdt mij voor de schriftelijke verklaring van [getuige 3] van 16 juni 2010.
Zij verklaart onder andere in de tweede alinea: '[geïntimeerde] heeft mij verteld dat hij [appellant] zal naaien door middel van vals uitgeschreven bonnen met reparaties en kosten erop die er in feite nooit zijn geweest, maar die [appellant] dan wel zou moeten betalen. De bonnen heeft hij tevens ook bij dezelfde garage verkregen die bekende van de garage wou dat wel doen voor [geïntimeerde] en aangezien er toch geen schade-expert bij is geweest had [geïntimeerde] vrij spel. Zo is mij dus verteld door [geïntimeerde].'
Hiervan kan ik meedelen dat dit niet het geval is geweest. Ik heb het bedrag van deze factuur gewoon ontvangen en heb daarover ook belasting betaald.
U houdt mij voor de verklaring die [getuige 3] als getuige ten overstaan van de kantonrechter te Groningen op 30 mei 2011 heeft afgelegd.
Wat [getuige 3] hierin heeft verklaard is volgens mij onwaar.
Op vragen van mr. Linstra antwoord ik als volgt:
Ik heb als monteur iets minder dan achttien jaar ervaring en ik kan u meedelen dat de schade aan deze auto niet kan zijn ontstaan wanneer daarmee 80 km/uur zou zijn gereden. De achteras was ook getordeerd. Bij schade bij 80 km/uur heb je ook alleen maar schade aan de voorzijde en niet tevens aan de achterzijde.
Op vragen van mr. Pasma antwoord ik als volgt:
De nota van deze reparatie is door de heer [geïntimeerde] giraal betaald. Ik heb daar nog afschriften van. Bij nader inzien weet ik niet 100% zeker of de nota volledig giraal is betaald.”