ECLI:NL:GHARL:2013:CA2301

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.127.019/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 juni 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechters H. Abbink, B.J.J. Melssen en J.P. Bordes. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de verdachte, die ervan verdacht werd drie flesjes parfum te hebben gestolen bij V&D. Tijdens de zitting op 3 mei 2013 had de verdediging verzocht om het horen van drie getuigen, maar dit verzoek werd door de voorzitter van het hof afgewezen. De voorzitter oordeelde dat de verdachte wisselende verklaringen had afgelegd en dat het verzoek tot het horen van getuigen onvoldoende onderbouwd was, vooral omdat de verdachte niet ter zitting was verschenen.

De wrakingskamer overwoog dat de beslissing van het hof om het getuigenverzoek af te wijzen, in combinatie met de opmerking dat de verdachte een ongeloofwaardig verhaal had verteld, de vrees van de verzoeker voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakte. De reactie van de gewraakte rechters, waarin zij verwezen naar de justitiële documentatie van de verdachte, versterkte deze vrees alleen maar. De wrakingskamer benadrukte dat rechters uit hoofde van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, maar dat in dit geval de omstandigheden uitzonderlijk waren.

Uiteindelijk besloot de wrakingskamer het verzoek tot wraking toe te wijzen, waarmee de rechters H. Abbink, B.J.J. Melssen en J.P. Bordes werden gewraakt. Deze uitspraak benadrukt het belang van de objectieve waarneming van onpartijdigheid in het strafproces en de noodzaak voor rechters om zich bewust te zijn van de impact van hun uitspraken op de perceptie van hun onpartijdigheid.

Uitspraak

Parketnummer: 21-002386-13
Wrakingsnummer: 200.127.019/01
Uitspraakdatum: 6 juni 2013
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Locatie Arnhem
Wrakingskamer
Beslissing
gewezen op het verzoek als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, gedaan door
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats, 1972],
wonende te [adres].
De procedure
Ter terechtzitting van de strafkamer van 3 mei 2013 is namens verzoeker om wraking verzocht van
mrs H. Abbink, B.J.J. Melssen en J.P. Bordes. Mr Abbink heeft - mede namens mrs Melssen en Bordes - bij brief van 13 mei 2013 aangegeven dat in de wraking niet wordt berust en dat er geen behoefte bestaat om te worden gehoord bij de behandeling van het wrakingsverzoek. Voorts is in die brief een inhoudelijke reactie gegeven op het wrakingsverzoek.
De wrakingskamer heeft ter zitting van 24 mei 2013 gehoord de raadsvrouw van verzoeker en de advocaat-generaal, die heeft geconcludeerd tot toewijzing van het verzoek.
Ontvankelijkheid
De wrakingskamer acht het verzoek tijdig gedaan en ook overigens ontvankelijk.
De gronden van het verzoek tot wraking
Ter onderbouwing van het wrakingsverzoek is - kort gezegd - het volgende aangevoerd. Ter terechtzitting van 3 mei 2013 is door de raadsvrouw een verzoek tot het horen van drie getuigen gedaan. Na gehouden beraad heeft de voorzitter als beslissing van het hof medegedeeld dat het verzoek wordt afgewezen. Daarbij is overwogen dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd en hij daarmee een ongeloofwaardig verhaal heeft verteld. Door deze overweging heeft verzoeker in redelijkheid vrees van vooringenomenheid kunnen koesteren. Dit standpunt wordt versterkt door de schriftelijke reactie van de gewraakte raadsheren van 13 mei 2013, waaruit blijkt dat de justitiële documentatie van verzoeker een rol heeft gespeeld bij de beoordeling van het getuigenverzoek van de verdediging, aldus de raadsvrouw.
De beoordeling van het verzoek tot wraking
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens een verdachte een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
De wrakingskamer stelt eveneens voorop, dat het middel van wraking niet een verkapt rechtsmiddel kan zijn tegen de verzoeker onwelgevallige beslissingen van de zittingsrechter. Het behoort tot de normale taak van de zittingsrechter om, gaande de procedure, (tussen)beslissingen te nemen over onder meer het al dan niet horen van getuigen. Dat kunnen voor de verdachte (of het openbaar ministerie) nadelige beslissingen zijn. Grond voor wraking bestaat alleen als uit de beslissing, waaronder begrepen de motivering, zwaarwegende aanwijzingen als hiervoor omschreven kunnen worden afgeleid.
Verzoeker wordt er van verdacht drie flesjes parfum te hebben gestolen bij V&D. De gemachtigd raadsvrouw heeft op de zitting van 3 mei 2013 een verzoek gedaan tot het horen van drie getuigen. Blijkens het zittingsproces-verbaal heeft de voorzitter (na gehouden beraad) als beslissing van het hof het volgende medegedeeld: “Het hof wijst dit verzoek af. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd en daarmee een ongeloofwaardig verhaal verteld. Nu hij niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, kan het hof hem hieromtrent niet bevragen. In het licht hiervan is het verzoek tot het horen van de drie getuigen onvoldoende onderbouwd. Het horen van de gevraagde getuigen is derhalve niet noodzakelijk.”
In zijn schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van 13 mei 2013 heeft mr Abbink, mede namens mrs Melssen en Bordes, in het kort verzoekers verklaringen tegenover de winkelmedewerkster, bij de politie, bij de rechter-commissaris en bij de politierechter opgesomd. Voorts wordt in die reactie van de gewraakte raadsheren opgemerkt: “Voor de volledigheid zij vermeld dat de justitiële documentatie van de verdachte 29 pagina’s beslaat, voornamelijk veroordelingen ter zake van diefstallen en overtredingen van de Opiumwet betreffende.”
De wrakingskamer overweegt dat het tot de taak van de rechter behoort om eerst na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting met het oog op de alsdan te nemen beslissingen het beschikbare bewijsmateriaal mede uit een oogpunt van betrouwbaarheid te waarderen. De hiervoor vermelde - zonder enig voorbehoud gemaakte - overweging van het hof dat verdachte een ongeloofwaardig verhaal heeft verteld, lijkt erop te duiden dat het hof zich met betrekking tot voornoemde vraag al een oordeel had gevormd voordat het onderzoek ter terechtzitting was gesloten. Dit levert een zwaarwegende aanwijzing op voor het oordeel dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de raadsheren jegens hem een vooringenomenheid koesteren, objectief gerechtvaardigd is.
De reactie van de raadsheren op het wrakingsverzoek maakt dat niet anders. Integendeel, de expliciete verwijzing in die reactie naar verzoekers justitiële documentatie onder vermelding dat die 29 pagina’s beslaat voornamelijk veroordelingen ter zake van diefstallen en overtredingen van de Opiumwet betreffende, zal verzoekers vrees voor vooringenomenheid alleen maar hebben versterkt.
Het wrakingsverzoek zal daarom worden toegewezen.
BESLISSING
Het hof (wrakingskamer):
Wijst het verzoek tot wraking van mrs H. Abbink, B.J.J. Melssen en J.P. Bordes toe.
Aldus gewezen door
mr G. Mintjes, voorzitter,
mrs W.L. Valk en M. Barels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier,
en op 6 juni 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.