ECLI:NL:GHARL:2013:CA2937

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
200.110.097/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van achterstallige huur na niet-nakoming betalingsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 juni 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Stichting Domesta en [geïntimeerde] betreffende een huurachterstand. De zaak is voortgekomen uit een eerdere uitspraak van de kantonrechter, waarbij Domesta vorderingen had ingesteld tegen [geïntimeerde] wegens achterstallige huurbetalingen. Het hof heeft het tussenarrest van 19 februari 2013 in acht genomen en de zaak naar de rol verwezen voor het indienen van een compleet procesdossier door Domesta.

Het hof heeft de grieven van Domesta beoordeeld, waarbij de eerste en tweede grief betrekking hadden op de betalingsregeling die in december 2011 was overeengekomen. Het hof concludeerde dat [geïntimeerde] de betalingsregeling niet correct is nagekomen, waardoor het restantsaldo ineens opeisbaar werd. Domesta had recht op de betaling van de huurachterstand van € 2.532,22, alsook op de betaling van € 506,80 voor elke maand dat [geïntimeerde] gebruik maakte van de woning, ingaande 1 februari 2012.

De derde grief van Domesta, die betrekking had op de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, werd door het hof in stand gelaten. Het hof oordeelde dat Domesta onvoldoende had onderbouwd dat de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten toewijsbaar waren. Het hof heeft de vorderingen van Domesta tot betaling van de huurachterstand en de maandelijkse huurverplichtingen toegewezen, en [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het de vorderingen van Domesta tot betaling van de huurachterstand afwees, en heeft de vorderingen opnieuw toegewezen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.110.097/01
(zaaknummer rechtbank Assen 337271 / CV EXPL 12-402)
arrest van de eerste kamer van 11 juni 2013
in de zaak van
Stichting Domesta,
gevestigd te Emmen,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: Domesta,
advocaat: mr. H. Post, kantoorhoudend te Helmond,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [geïntimeerde],
niet verschenen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 19 februari 2013 hier over.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1 In genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het door Domesta in het geding brengen van een compleet procesdossier.
1.2 Vervolgens heeft Domesta de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
2. De verdere beoordeling
2.1 Het hof komt toe aan de (verdere) bespreking van de eerste en de tweede grief van Domesta, waarmee zij opkomt tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] haar lopende verplichtingen jegens Domesta nakomt nu partijen een betalingsregeling hebben getroffen welke door [geïntimeerde] wordt nageleefd.
2.2 Het hof leidt uit het door Domesta bij inleidende dagvaarding in het geding gebrachte overzicht van betaalde en niet betaalde huurtermijnen af dat [geïntimeerde] een huurachterstand heeft laten ontstaan welke op het moment van uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg € 2.532,22 bedroeg.
In december 2011 zijn partijen in verband met de ontstane achterstand in de huurbetalingen, een betalingsregeling overeengekomen, die is neergelegd in de brief van Domesta van 13 december 2011. De brief bevat onder meer de volgende passage: "Wij gaan akkoord met uw verzoek om een betalingsregeling te treffen voor uw huurachterstand. (…) Tot die tijd betaalt u naast de lopende huur € 50,00 per maand extra. (…) u betaalt vandaag 13 december 2011 € 556,80, u betaalt per 1 januari 2012 elke eerste van de maand € 556,80. Wij verbinden aan deze regeling de volgende voorwaarde: de regeling wordt stipt nagekomen. Bij niet-nakoming van deze voorwaarde vervalt de regeling en wordt het dan nog resterende bedrag onmiddellijk en in één termijn opeisbaar."
Bij brief van 21 december 2011 heeft Domesta aan [geïntimeerde] geschreven: "Op 13 december 2011 hebben wij met u een betalingsregeling afgesproken voor uw huurachterstand. De eerste termijn van deze regeling zou u op 13 december 2011 aan ons overmaken. Dit hebt u niet gedaan. U dossier gaat naar de deurwaarder en wij vragen een ontruimingsvonnis."
[geïntimeerde] heeft vervolgens - zo is door Domesta erkend - op 6 januari 2012 tweemaal € 565,-, op 7 februari 2012 € 560,- en op 12 maart 2012 € 556,- aan Domesta betaald.
2.3 Uit de hiervoor aangehaalde brieven, waarvan de inhoud door [geïntimeerde] onweersproken is gelaten, leidt het hof af dat partijen in december 2011 een betalingsregeling zijn overeengekomen waarbij [geïntimeerde] op 13 december 2011 € 556,80 diende te voldoen en op elke eerste van de maand naast de verschuldigde huurtermijnen van € 506,80 een bedrag van € 50,- per maand zou betalen, onder de voorwaarde dat bij niet stipte nakoming van de regeling het op dat moment uitstaande saldo ineens opeisbaar zou worden. Niet in geschil is dat [geïntimeerde] eerst op 6 januari 2012 betalingen aan Domesta heeft verricht. Daarmee staat vast dat [geïntimeerde] de oorspronkelijk overeengekomen betalingsregeling niet correct is nagekomen, waardoor het restantsaldo ineens opeisbaar is geworden. Dat [geïntimeerde] op 6 januari, 7 februari en 12 maart 2012 de verschuldigde huurtermijnen vermeerderd met (in ieder geval) € 50,- alsnog heeft betaald, doet daar niet aan af. Domesta had het recht het restantsaldo ineens op te eisen. Het hof zal [geïntimeerde] dan ook veroordelen tot betaling aan Domesta van € 2.532,22, zijnde de huurachterstand op het moment van uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg, alsmede tot betaling van € 506,80 voor iedere maand dat [geïntimeerde] gebruik maakt van de woning, ingaande 1 februari 2012, te verminderen met wat [geïntimeerde] daarop inmiddels heeft voldaan.
2.4 Met haar derde grief komt Domesta op tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg. Het hof zal deze kostenveroordeling evenwel in stand laten, nu Domesta eerst in appel met stukken heeft onderbouwd dat de ontstane huurachterstand terstond opeisbaar was geworden doordat de overeengekomen betalingsregeling door [geïntimeerde] niet stipt is nagekomen.
2.5 Voor zover Domesta op grond van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst betaling door [geïntimeerde] van door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en sommatiekosten heeft gevorderd, overweegt het hof dat deze vordering in beginsel toewijsbaar is nu [geïntimeerde] de verschuldigdheid van die kosten op grond van de huurovereenkomst welke overigens door Domesta noch in eerste aanleg noch in hoger beroep is overgelegd - niet heeft betwist. Domesta heeft evenwel onvoldoende onderbouwd en gespecificeerd dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Domesta vergoeding vordert moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te houden.
De slotsom
2.6 Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd voor zover daarin de vorderingen van Domesta tot betaling [geïntimeerde] van € 2.532,22 aan achterstallige huur, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot betaling door [geïntimeerde] van € 506,80 per maand vanaf 1 februari 2012, zijn afgewezen.
2.7 [geïntimeerde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 2.532,22 aan achterstallige huur, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 23 januari 2012, alsmede tot betaling van € 506,80 voor iedere maand dat zij van de woning gebruik maakt, ingaande 1 februari 2012.
2.8 Nu Domesta in appel niet langer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vordert, zal het hof het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen voor zover de kantonrechter de vorderingen van Domesta daartoe in eerste aanleg heeft afgewezen.
2.9 [geïntimeerde] wordt als de overwegend in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep (salaris advocaat: 1 punt, tarief I).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarin de vorderingen van Domesta tot veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de huurachterstand, berekend tot en met januari 2012, van een bedrag van € 2.532,22, te vermeerderen met wettelijke rente, en van een bedrag van € 506,80 per maand vanaf 1 februari 2012, zijn afgewezen en bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
en voor zover het vonnis is vernietigd, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Domesta van € 2.532,22 ten titel van achterstallige huur, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 januari 2012 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Domesta van € 506,80, te vermeerderen met eventuele wettelijk toegestane huurverhogingen, voor iedere maand die [geïntimeerde] na 1 februari 2012 van de woning gebruik maakt, een gedeelte van een zodanige termijn voor volle te rekenen en verstaat dat daarop in mindering strekt hetgeen [geïntimeerde] inmiddels in mindering daarop heeft voldaan;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die aan de zijde van Domesta tot aan deze uitspraak vast op € 760,- aan verschotten en op € 632,- aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
verklaart de in dit arrest opgenomen veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, voorzitter, H. de Hek en R.E. Weening en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dinsdag 11 juni 2013 in bijzijn van de griffier.