Uitspraak
[appellant],
1.[de curator],in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf X],
[de curator],
[geïntimeerde 2],
[de curator c.s.],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een akte uitlating van [appellant] (met productie),
- een akte uitlating van [appellant] (met producties),
- een antwoord akte uitlating - overlegging producties.
3.De beoordelingVaststaande feiten
APPLICABLE LAW:This Agreement is ruled by the laws of Costa Rica.”De totale koopsom bedroeg USdollar 149.230,--.
[de curator] tot curator. De aandelen in [geïntimeerde 2] behoren tot de failliete boedel.
Bespreking van de grieven
Grief Ibestrijdt [appellant] het oordeel van de voorzieningenrechter dat de voorzieningenrechter te Leeuwarden op grond van artikel 2 EEX-Vo bevoegd is van de vorderingen van [de curator c.s.] kennis te nemen, omdat [appellant] in Nederland woonachtig is. In eerste aanleg heeft [appellant] bij de mondelinge behandeling zich er allereerst op beroepen dat slechts de rechter te Costa Rica bevoegd is, omdat de vordering van [de curator c.s.] een te Costa Rica gelegen onroerende zaak betreft. [appellant] stelt in de toelichting op de grief dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd had moeten verklaren primair op grond van artikel 22 lid 5 EEX-Vo en subsidiair op grond van artikel 22 lid 1 en 3 EEX-Vo.
Grief IIstelt [appellant] dat de voorzieningenrechter ten onrechte Nederlands recht heeft toegepast. In de toelichting op de grief stelt [appellant] dat de voorzieningenrechter ten onrechte aanknoping heeft gezocht bij artikel 4 lid 1 EU-Vo Rome II. Hierin is bepaald dat toepasselijk is het recht van het land waar de schade zich voordoet, ongeacht in welk land de schadeveroorzakende gebeurtenis zich heeft voorgedaan en ongeacht in welke landen de indirecte gevolgen van die gebeurtenis zich voordoen.
lidstaatin plaats van, zoals in de tekst van artikel 4 lid 3 zelf, van een ander land. Het hof kent hierbij betekenis toe aan onder meer de Engelse en Franse tekst van de betreffende considerans die niet de term lidstaat gebruiken, maar respectievelijk de ook overig in de verordening en considerans gebruikte termen van respectievelijk “country” en “pays”. Dit oordeel van het hof sluit ook aan bij het karakter van universele toepasselijkheid van de verordening.
Slotsom
en opnieuw rechtdoende: