In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 4 juni 2013 het beroep van belanghebbende tegen de afwijzing van zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaarde. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2006, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.447 had opgegeven. De Inspecteur had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen afgewezen. Belanghebbende stelde dat de definitieve aanslag de voorlopige aanslagen verving en dat hij recht had op een dwangsom wegens het niet tijdig beslissen door de Inspecteur. Het Hof oordeelde dat de brief van belanghebbende van 26 juli 2012 niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt, maar als een beroepschrift tegen de uitspraak op bezwaar inzake de definitieve aanslag. Het Hof concludeerde dat het beroepschrift te laat was ingediend en dat er geen sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen de uitspraken op bezwaar niet-ontvankelijk, terwijl het beroep inzake de dwangsom ongegrond werd verklaard. Tevens werd de Inspecteur gelast het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.