Uitspraak
[appellant],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
aan [geïntimeerde] te betalen het totaal van de bedragen gemoeid met de op 8 mei 2013 verzonden facturen ad € 16.291,44 en € 1.569,37, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de factuurdatum tot aan de dag der algehele voldoening;
aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 1.788,- aan buitengerechtelijke kosten, althans een door het Gerechtshof in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de dag van de dagvaarding in eerste aanleg tot aan de dag der algehele voldoening.
3.De beoordelingOntvankelijkheid principaal appel
Vaststaande feiten
- www.altijddegoedkoopste.nl;
- www.ikwileencvofferte.nl;
- www.installatiesuper.nl;
- www.radiatorhuis.nl;
- www.mulcotherm.nl.
Google Adwords. Dit betreft een marketing instrument van
Google.
Google Adwordsmaakt het mogelijk om op een specifieke wijze reclame te maken op de website
www.google.com.Die mogelijkheid bestaat uit het plaatsen van advertenties op de website van
Googledie zijn gebaseerd op zoekwoorden. Het is daarbij de adverteerder die bepaalt bij welke specifieke zoekwoorden zijn advertentie op de pagina met zoekresultaten wordt vermeld. Google brengt hiervoor kosten in rekening. Die kosten baseert Google op iedere keer dat een gebruiker van haar website de advertentie aanklikt. De adverteerder stelt daarbij een budget vast. Als de advertentie zo vaak wordt aangeklikt dat het budget wordt overschreden, dan wordt de advertentie op de pagina met zoekresultaten niet meer getoond.
Procedure in eerste aanleg
€ 49.968,75, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en de beslagkosten. De reconventionele vorderingen zijn door de rechtbank afgewezen. [appellant] is verwezen in de proceskosten.
€ 8.330,- (inclusief BTW) betreffende de webwinkels www.radiatorhuis.nl en www.installatiesuper.nl en een drietal facturen met een totaalbedrag van € 41.638,75 betreffende advertenties via Google Adwords. De rechtbank heeft het verweer van [appellant] tegen deze vorderingen gepasseerd. Volgens de rechtbank komt het verweer van [appellant] neer op een beroep op feiten en omstandigheden waaruit volgt dat [geïntimeerde] geen deugdelijke prestatie heeft geleverd. Een dergelijk beroep staat op zichzelf niet aan toewijzing van de vordering van [geïntimeerde] in de weg, nu [appellant] geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd waaruit volgt dat [geïntimeerde] als opdrachtnemer niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend opdrachtnemer mag worden verwacht en hij bovendien geen beroep heeft gedaan op een hem toekomend opschortingsrecht, terwijl hij geen nakoming nastreeft en ontbinding vordert van de verbintenis waarvan [geïntimeerde] nakoming vordert.
grief I in het principaal appelkomt [appellant] op tegen dit oordeel. In dat verband voert hij onder meer aan dat hij zich er thans uitdrukkelijk op beroept dat hij, gelet op de inhoud van zijn verweren in conventie, bevoegd is zijn betalingsverplichting op te schorten. Daarnaast betoogt hij, naar het hof begrijpt, dat het door hem gevoerde verweer ook zonder een beroep op een opschortingsrecht ten aanzien van een aantal onderdelen van de geldvordering van [geïntimeerde] doeltreffend is. In dat verband verwijst hij "als voorbeeld" naar het door hem in randnummer 21 van de conclusie van antwoord gevoerde verweer betreffende de facturen voor de webwinkels www.radiatorhuis.nl en www.installatiesuper.nl. Ook betoogt hij dat hij wel heeft onderbouwd dat en waarom [geïntimeerde] niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mocht worden verwacht en dat hij de overeenkomst betreffende installatiesuper heeft ontbonden.
www.radiatorhuis.nl).
(“Content voor een website is als bloed voor een lichaam, je kunt niet zonder”). In het rapport krijgt de webwinkel het rapportcijfer 6, dus geen onvoldoende. De conclusie van het rapport is:
“De website ziet er netjes uit, maar blinkt op geen enkel gebied echt uit. Om uit te blinken op het gebied ‘traffic’ en/of ‘conversie’, dienen er flink wat aanpassingen gedaan te worden en dient er wellicht vanuit een andere ‘mindset’ gewerkt te worden.”Het rapport biedt dan ook geen steun voor de stelling van [appellant] dat [geïntimeerde] ten aanzien van de ontwikkeling van de webwinkel is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Het advies van [naam] is weliswaar om de website opnieuw te bouwen, maar uit de toelichting op dat advies volgt dat het vooral is ingegeven door de ouderdom van de site, inmiddels drie jaar. (“
Nu de website 3 jaar oud is, zou dit een mooi moment kunnen zijn omdat hij afgeschreven zou moeten zijn”).
- die er in het kort op neerkomen dat [geïntimeerde] fouten heeft gemaakt bij de gevoerde reclamecampagnes - voor wat betreft het verleden niet kunnen worden hersteld. Het is nu eenmaal niet mogelijk om met terugwerkende kracht alsnog een optimale reclamecampagne te voeren. Ook een beroep op opschorting, zo [appellant] dat al wenst te doen, bevrijdt hem niet van zijn verplichting tot betaling van de facturen betreffende Google Adwords.
grief IV in het principaal appel, die is gericht tegen de afwijzing van de reconventionele vordering tot ontbinding van de overeenkomst betreffende www.installatiesuper.nl.
grief III in het principaal appelkomt [appellant] op tegen dit oordeel. Nu [geïntimeerde] steeds gesteld heeft dat hij foutloos werkte, kon een ingebrekestelling achterwege blijven. Voor het geval wel een ingebrekestelling vereist was, heeft zijn advocaat [geïntimeerde] alsnog in gebreke gesteld, aldus [appellant]. [appellant] meent dat het hof alsnog dient toe te komen aan een inhoudelijke behandeling van zijn reconventionele vordering en verzoekt het hof in dat verband hetgeen hij in eerste aanleg in reconventie heeft gesteld als herhaald en ingelast te beschouwen.
(vgl. Hoge Raad 4 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4732). De rechtbank heeft (ondanks het bestaan van deze regel) onderzocht of [geïntimeerde] in verzuim is gekomen en, in dat verband ook, of [appellant] [geïntimeerde] in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft de vordering afgewezen omdat geen sprake was van een ingebrekestelling en door [appellant] niets is gesteld waaruit volgt dat het verzuim is ingetreden zonder voorafgaande ingebrekestelling.
“Cliënt en ik hebben uiteraard het vonnis van de Rechtbank Assen d.d. 20 juni 2012 geanalyseerd. Kort gezegd wordt cliënt door de rechtbank verweten dat hij met betrekking tot de reconventionele vorderingen uw vennootschap niet in gebreke heeft gesteld. Dat zal ik thans namens cliënt (alsnog) doen.Op grond van het bovenstaande ben ik genoodzaakt uw vennootschap hierbij te verzoeken en voor zoveel nodig te sommeren om binnen acht dagen na dagtekening dezesde bedragen ad € 81.662,03 en € 5.282,07 te hebben overgemaakt naar de derdenrekening van mijn kantoor (…).De onderbouwing van het bedrag van € 81.662,03 kunt u vinden op de bladzijden 11 en 12 van de conclusie van antwoord in conventie/conclusie van eis in reconventie d.d. 12 oktober 2011, met de daarbij behorende producties 41 t/m 28.De onderbouwing van het bedrag ad € 5.382,07 kunt u vinden in de conclusie van dupliek in conventie/repliek in reconventie tevens houdende vermeerdering van eis in reconventie op bladzijde 17 met de daarbij behorende producties 17 t/m 20.”Naar het oordeel van het hof voldoet deze brief aan de vereisten van artikel 6:82 lid 2 BW. Nu de brief is geschreven nadat [geïntimeerde] gemotiveerd verweer heeft gevoerd tegen de stelling van [appellant] dat [geïntimeerde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en dat daardoor schade is ontstaan en heeft geweigerd deze schade te vergoeden, doet de in artikel 6:82 lid 2 BW bedoelde situatie - dat uit de houding van de schuldenaar blijkt dat aanmaning nutteloos is - zich voor. Voor zover een ingebrekestelling was vereist - en in appel dient daarvan te worden uitgegaan – is met de brief van 26 juli 2012 aan dit vereiste voldaan.
Het hof volgt [geïntimeerde] niet in dit betoog. Het ziet er aan voorbij dat niet bestreden is dat [geïntimeerde] de met [appellant] overeengekomen bedragen in rekening heeft gebracht. Indien een latere adviseur de kosten aanzienlijk weet te reduceren, betekent dat nog niet dat [geïntimeerde] in haar verplichtingen uit de met [appellant] gesloten overeenkomst is tekortgeschoten.
Het hof is, met [geïntimeerde], van oordeel dat de vordering van [appellant] onvoldoende is onderbouwd. Het is het hof onduidelijk wat [appellant] [geïntimeerde] nu verwijt en hoe het gevorderde bedrag is opgebouwd. Ook het e-mailbericht waarnaar [appellant] verwijst, maakt dat geenszins duidelijk. De vordering is bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing niet toewijsbaar.
[geïntimeerde] heeft de vordering van [appellant] gemotiveerd weersproken. Hij heeft onder meer betoogd dat hij de kosten van de campagne maandelijks factureerde en dat [appellant] bovendien, via de hem beschikbaar gestelde codes, toegang had tot het beheer-gedeelte van de website, waar hij kon zien wat de dagelijkse kosten van Adwords waren. [geïntimeerde] heeft volstaan met de stelling dat [geïntimeerde] niet maandelijks factureerde. Daargelaten dat deze stelling in het licht van de data van de overgelegde facturen toelichting behoeft, heeft [appellant] aldus het betoog van [geïntimeerde] over de toegang tot het beheer-gedeelte van AdWords (ook in appel) onbesproken gelaten en aldus onvoldoende weerlegd. Nu [appellant] zelf over voldoende informatie kon beschikken, treft het door hem aan [geïntimeerde] gemaakte verwijt - dat [geïntimeerde] hem onvoldoende heeft geïnformeerd - geen doel. De vordering is niet toewijsbaar.
Het hof stelt vast dat [appellant] dat laatste niet heeft weersproken, zodat van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan. Haar stelling dat zij ten onrechte geen opstartkosten in rekening heeft gebracht, heeft [geïntimeerde] in het licht van het verweer van [appellant] onvoldoende onderbouwd. Zo heeft zij niet gesteld welke websites het betreft. Dat volgt ook niet uit de productie waarop [geïntimeerde] zich beroept.
De slotsom is dat deze vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 360,-. Het hof tekent daarbij aan dat nu ook deze vordering van [appellant] als een vordering tot schadevergoeding moet worden aangemerkt, [appellant] geen aanspraak heeft op de BTW. [appellant] kan de BTW verrekenen.
€ 360,-. Dat betekent dat grief III in het principaal appel (zeer) gedeeltelijk slaagt. Bij deze stand van zaken, waarin de vordering van [geïntimeerde] in conventie terecht grotendeels is toegewezen en de vordering van [appellant] in reconventie terecht voor het overgrote deel is afgewezen, is [appellant] terecht in de proceskosten in conventie en in reconventie veroordeeld.
Grief V in principaal appel, die zich keert tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, faalt dan ook.
Vermeerdering van eis in het incidenteel appel
€ 1.569,37, waarvan zij ook niet eerder betaling had gevorderd.
Bespreking van de grieven in het incidenteel appel
grief I in het incidenteel appelkomt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing door de rechtbank van de vordering tot betaling van nog niet in rekening gebrachte kosten. Nu de kosten inmiddels wel zijn gefactureerd, kan het oordeel van de rechtbank alleen om die reden niet in stand blijven, aldus [geïntimeerde].
23 november tot 14 december 2010. [geïntimeerde] heeft nog niet op de door [appellant] in dat verband overgelegde e-mailberichten gereageerd. Het hof zal haar daartoe in de gelegenheid stellen. Het gaat er van uit dat [geïntimeerde] in dat verband zal ingaan op de vraag of en in hoeverre de werkzaamheden waarop de e-mailwisseling betrekking heeft door haar alsnog zijn gefactureerd. De bespreking van de grief zal om die reden worden aangehouden.
grief II in het incidenteel appelkomt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing van de vordering betreffende de buitengerechtelijke kosten. De door [geïntimeerde] gegeven toelichting op de gemaakte kosten wettigt niet de conclusie dat de werkzaamheden van haar advocaat in de buitengerechtelijke fase niet zijn te beschouwen als werkzaamheden die vallen onder het bereik van een proceskostenveroordeling. In dit verband overweegt het hof dat niet is gebleken van een uitvoerige correspondentie tussen partijen in de periode waarop de declaraties van de advocaat van [geïntimeerde] betrekking hebben. De grief faalt dan ook.