ECLI:NL:GHARL:2014:34

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
BK 13/00519 en 13/00520
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2005 en 2006 met betrekking tot verkoop van woningen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2005 en 2006 heeft bevestigd. De Inspecteur had de aanslagen opgelegd op basis van de voordelen die belanghebbende had behaald met de verkoop van twee woningen aan de [b-straat] 11 te [Z] en [c-straat] 26 te [O]. Belanghebbende betwistte de aanslagen en stelde dat hij niet het oogmerk had om met de werkzaamheden aan de woningen voordelen te behalen. De rechtbank oordeelde echter dat belanghebbende de woningen had aangekocht met de bedoeling deze na renovatie met winst te verkopen, en dat hij de voordelen uit de verkoop terecht in de belastingheffing had betrokken.

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt vast dat er aan de voorwaarden voor een bron van inkomen is voldaan. Het Hof oordeelt dat belanghebbende in de periode tussen 1998 en 2011 meerdere woningen heeft gekocht, gerenoveerd en met aanzienlijke winsten heeft verkocht, zonder ooit in deze woningen te hebben gewoond. Het Hof concludeert dat de Inspecteur de aanslagen terecht heeft opgelegd en dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij de woningen voor zelfbewoning had aangeschaft.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat belanghebbende de voordelen uit de verkoop van de woningen redelijkerwijs kon verwachten en dat hij deze ook heeft beoogd. Het Hof maakt de overwegingen van de rechtbank tot de zijne en wijst het hoger beroep van belanghebbende af. De beslissing van het Hof houdt in dat de aanslagen IB/PVV voor de jaren 2005 en 2006 worden bevestigd, evenals de in rekening gebrachte heffingsrente.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Leeuwarden
nummers 13/00519 en 13/00520
uitspraakdatum: 8 januari 2014
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 maart 2013, nummers AWB LEE 11/2245 en 11/2747, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 77.232. Aan heffingsrente is bij beschikking een bedrag berekend van € 4.998.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2005 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.838. De beschikking heffingsrente is nader vastgesteld op € 3.365.
1.3
Aan belanghebbende is voor het jaar 2006 een aanslag in de IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 227.076. Aan heffingsrente is bij beschikking een bedrag berekend van € 16.644.
1.4
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag IB/PVV 2006 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 226.648. De beschikking heffingsrente is nader vastgesteld op € 16.610.
1.5
Belanghebbende is tegen die uitspraken op bezwaar in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (later: Noord-Nederland; hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen bij uitspraak van 14 maart 2013 ongegrond verklaard.
1.6
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.7
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.8
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2013 te Leeuwarden. Daarbij is namens belanghebbende verschenen mr. [A]. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [B] en mr. [C].
1.9
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1
Belanghebbende heeft tot november 2001 in [L] gewoond. Belanghebbende had daar een pand gekocht en heeft dit pand na grondige renovatie met aanzienlijke winst verkocht.
2.2
Belanghebbende heeft op 29 augustus 2001 een woning gekocht aan [a-straat] 1 te [M] voor € 136.134. Ten behoeve van de aankoop heeft belanghebbende een hypothecaire lening ter grootte van € 268.409 afgesloten. In 2001 is € 7.640 aan hypotheekrente betaald en een fiscaal loon van € 6.482 genoten.
2.3
In 2002 heeft belanghebbende geen fiscaal loon genoten en heeft hij € 16.029 aan hypotheekrente betaald. De hypotheekschuld bedroeg € 268.409.
2.4
Op 1 juli 2003 heeft belanghebbende de woning aan [a-straat] 1 te [M] verkocht voor € 317.000. In 2003 heeft belanghebbende een fiscaal loon van € 3.653 genoten. In de aangifte IB/PVV 2003 is geen hypotheekschuld vermeld, wel is een bedrag van € 7.982 aan betaalde hypotheekrente opgevoerd.
2.5
Eind 2003 heeft belanghebbende een woning gekocht aan de [b-straat] 11 te [Z] voor € 132.500, vermeerderd met € 11.850 aan kosten. De woning heeft belanghebbende vervolgens verbouwd voor € 135.000. Belanghebbende heeft een hypothecaire lening ter grootte van € 267.500 afgesloten, waarover in 2004 € 12.202 aan hypotheekrente is betaald. Belanghebbende heeft in 2004 een fiscaal loon van € 8.230 genoten.
2.6
Belanghebbende heeft op 1 december 2004 de woning aan de [b-straat] 11 te [Z] via [D] te [N] voor € 369.000 te koop aangeboden. De aanbiedingstekst luidde onder meer:
"Vrijstaande sfeervolle volledig gerenoveerde idyllische rietgedekte woonboerderij op een rustige locatie nabij het centrum van [Z]. (…) Bijz: De woning is dit jaar volledig verbouwd en gerenoveerd. Voorzien van dak-, muur-, en vloerisolatie, dubbele beglazing, een nieuwe c.v.-installatie, een nieuwe electrische installatie, een nieuwe rieten kap etc. (…)".
Op 9 december 2004 is de koopovereenkomst getekend, waarbij de woning is verkocht voor € 365.000. Na aftrek van kosten is de verkoopopbrengst € 358.456. De woning is geleverd op 17 januari 2005.
2.7
Op 21 mei 2005 heeft belanghebbende een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een woning aan [c-straat] 26 te [O]. De woning is geleverd op 29 augustus 2005. De koopprijs bedraagt € 170.250, vermeerderd met € 12.391 aan kosten. Belanghebbende heeft de woning vervolgens verbouwd voor € 66.500. Hij heeft een hypothecaire lening ter grootte van € 387.000 afgesloten.
2.8
Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2005 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 5.293, bestaande uit fiscaal loon (€ 4.254) en negatief saldo eigen woning (€ 9.547).
2.9
Belanghebbende heeft op 25 juli 2006 de woning aan [c-straat] 26 te [O] via [D] te [N] voor € 549.000 te koop aangeboden. De aanbiedingstekst luidde onder meer:
"(…) De woning is net geheel verbouwd en gemoderniseerd maar laat de koper een eigen keuze in detailafwerking en sanitair. (…) Bijz: Deze bijzondere woning biedt u naast alle gemakken van een nieuwbouwwoning ook de bijzondere sfeer en het karakter van een woonboerderij. (…)".
De woning is bij koopovereenkomst, gedateerd 16 en 22 oktober 2006, verkocht voor € 505.000. Na aftrek van kosten is de verkoopopbrengst € 498.392. De woning is geleverd op 15 december 2006.
2.1
Belanghebbende heeft de aangifte IB/PVV 2006 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van negatief € 9.701, zijnde het negatief saldo eigen woning.
2.11
Ter verkrijging van de hypothecaire leningen voor de aankoop van de woningen aan de [b-straat] 11 te [Z] en [c-straat] 26 te [O] heeft belanghebbende gebruik gemaakt van inkomensgegevens verstrekt door [E] BV, het bedrijf van belanghebbendes broer. Uit deze gegevens blijkt dat sprake is van een dienstverband van belanghebbende voor onbepaalde tijd, waaruit belanghebbende in 2004 een bruto jaarsalaris geniet van € 43.847 (exclusief vakantietoeslag). De inkomensverklaring over 2005 vermeldt een bruto jaarsalaris van € 45.136 (exclusief vakantietoeslag). Deze inkomensverklaringen komen niet overeen met het door belanghebbende in 2004 en 2005 aangegeven fiscaal loon (zie 2.5 en 2.8).
2.12
Belanghebbende heeft de verbouwingen van de woningen aan de [b-straat] 11 te [Z] en [c-straat] 26 te [O] grotendeels zelf uitgevoerd.
2.13
Belanghebbende heeft met zijn gezin feitelijk steeds gewoond in huurwoningen/ vakantiewoningen en niet in de door hem gekochte woningen. Belanghebbende is achtereenvolgens op de volgende adressen ingeschreven geweest:
van 19-11-2001 tot 08-10-2003
[a-straat] 1 te [M]
van 08-10-2003 tot 23-03-2004
[d-straat] 11a te [P]
van 23-03-2004 tot 19-05-2005
[b-straat] 11 te [Z]
van 19-05-2005 tot 15-11-2005
[e-straat] 132 te [Z]
van 15-11-2005 tot 31-12-2006
[c-straat] 26 te [O]
van 32-12-2006 tot 11-04-2007
[e-straat] 132 te [Z]
van 11-04-2007 tot 13-05-2011
[f-straat] 209 te [Q]
2.14
Bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2005 is de Inspecteur van de ingediende aangifte afgeweken, waarbij het voordeel dat belanghebbende heeft behaald met de verkoop van de woning aan de [b-straat] 11 te [Z] als resultaat uit overige werkzaamheden in de heffing is betrokken.
2.15
Ook bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2006 is de Inspecteur van de ingediende aangifte afgeweken, waarbij het voordeel dat belanghebbende heeft behaald met de verkoop van de woning aan [c-straat] 26 te [O] als resultaat uit overige werkzaamheden in de heffing is betrokken.
2.16
Belanghebbende heeft tegen de onder 2.14 en 2.15 bedoelde aanslagen bezwaar gemaakt. In de uitspraken op bezwaar is de stelling dat er sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden gehandhaafd, doch er is rekening gehouden met een extra bedrag aan kosten.
2.17
In 2007 heeft belanghebbende een woning gekocht aan de [f-straat] 209 te [Q] voor € 225.000, vermeerderd met € 14.000 aan kosten. Na deze woning te hebben verbouwd, heeft belanghebbende deze woning in december 2009 te koop aangeboden. De woning is in maart 2011 verkocht voor € 387.500 en geleverd op 13 mei 2011.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de Inspecteur de aanslagen IB/PVV 2005 en 2006 naar de juiste bedragen heeft opgelegd. Meer specifiek spitst het geschil zich toe op de vraag of de Inspecteur terecht de voordelen behaald met de verkoop van de woningen aan de [b-straat] 11 te [Z] en [c-straat] 26 te [O] in de heffing heeft betrokken. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur beantwoordt deze bevestigend.
3.2
Belanghebbende betoogt - kort gezegd - dat hij niet het subjectieve oogmerk had om met de werkzaamheden aan de woningen voordelen te behalen. Subsidiair bepleit belanghebbende de behaalde voordelen te splitsen en de aanslagen te verminderen met de autonome waardestijging van de verkochte woningen.
3.3
De Inspecteur brengt daartegen in - kort gezegd - dat belanghebbende in de periode tussen 1998 en 2011 vijf woningen heeft gekocht, opgeknapt en vervolgens met aanzienlijke winsten heeft verkocht. Belanghebbende heeft niet tot nauwelijks andere (arbeids)inkomsten gehad. Hij heeft de woningen nooit zelf bewoond en had ook niet die bedoeling. De bedoeling was de woningen met winst te verkopen.
3.4
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar en tot vermindering van de aanslagen overeenkomstig de ingediende aangiften IB/PVV 2005 en 2006.
3.5
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

Bron van inkomen
4.1
Het Hof stelt voorop dat een voordeel slechts inkomen kan zijn indien er een bepaalde bron aan ten grondslag ligt. Volgens vaste jurisprudentie (vgl. HR 3 maart 1954, nr. 11.683, BNB 1954/125 en HR 1 februari 2002, nr. 36.238, ECLI:NL:HR2002:AD8763) worden als uitgangspunt de volgende drie algemene voorwaarden gesteld aan een bron van inkomen: deelname aan het economische verkeer, het (subjectieve) oogmerk om voordeel te behalen en de (objectieve) verwachting dat het voordeel redelijkerwijs – eventueel in de toekomst – kan worden behaald. Bij betwisting daarvan door belanghebbende rust de bewijslast dat wordt voldaan aan deze voorwaarden op de Inspecteur.
4.2
Tussen partijen is met betrekking tot genoemde bronvragen niet in geschil dat er aan het economische verkeer wordt deelgenomen en dat er sprake is van een objectieve voordeelsverwachting.
Subjectieve oogmerk
4.3
De Rechtbank heeft in haar uitspraak als volgt geoordeeld, waarbij voor “eiser”, “belanghebbende” gelezen dient te worden en voor “verweerder”, de “Inspecteur”:
“3.5 Eiser stelt echter dat hij het voordeel niet heeft beoogd, omdat het niet de bedoeling was de woningen te gaan verkopen. Beide woningen waren voor zelfbewoning bedoeld en enkel geldgebrek dreef eiser ertoe de woningen te verkopen. Verweerder wijst er op dat eiser nooit in de door hem aangekochte woningen is gaan wonen en stelt dat eiser ook niet van plan was dat te gaan doen. Gelet op hoge hypotheekschulden en zijn zeer beperkte inkomen in de onderhavige jaren kan het niet anders dan dat eiser van begin af aan de bedoeling heeft gehad de woningen met winst te verkopen, aldus verweerder. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er sprake is van een patroon van aankopen, grondig renoveren en met aanzienlijke winst verkopen en dat dit patroon zich ook later in [Q] nog heeft herhaald. De rechtbank stelt voorop dat de bewijslast dat er sprake is van een subjectieve voordeelsverwachting, primair rust op verweerder. De rechtbank overweegt op basis van de door verweerder aangedragen feiten dat eiser aanzienlijke financiële verplichtingen is aangegaan. Daarbij moet het eiser duidelijk zijn geweest dat de ter verkrijging van de financieringen verstrekte inkomensgegevens niet overeenkwamen met zijn daadwerkelijk genoten looninkomsten ‘(…)’. Gelet op het feit dat eiser in geen van de betreffende jaren voldoende inkomen genoot om daarmee in zijn levensonderhoud te voorzien, of zelfs maar de verschuldigde hypotheekrente te betalen, acht de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser de woningen heeft aangekocht met het oogmerk deze na renovatie en verbetering te verkopen en dat eiser heeft beoogd met deze vermogenswinst -zoals ook feitelijk is gebeurd - in zijn levensonderhoud te voorzien
.Hiertegenover heeft eiser, die stelt dat de woning voor zelfbewoning was bestemd, niets naar voren gebracht om zijn stelling te ondersteunen. De rechtbank hecht geen geloof aan eisers verklaring ter zitting dat de precaire financiële situatie hem dwong het huis aan de [b-straat] 11 te [Z], dat volgens eiser nog niet was afgebouwd, te verkopen. De rechtbank wijst in de eerste plaats op de aanbiedingstekst, weergegeven onder 1.6, die geen indicatie biedt voor eisers stelling dat de renovatie nog niet voltooid was. Bovendien acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat, indien (dreigend) geldgebrek eiser tot de verkoop van de [b-straat] 11 te [Z] zou hebben bewogen, hij slechts vier maanden daarna opnieuw grote financiële verplichtingen aangaat voor de aankoop van de woning te [O].
3.6
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat eiser het bij verkoop van de [b-straat] 11 te [Z] en [c-straat] 26 te [O] gerealiseerde voordeel redelijkerwijs kon verwachten en dat hij dit voordeel ook beide keren heeft beoogd. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder het voordeel terecht in de belastingheffing heeft betrokken.”
4.4
Met haar – hiervoor onder 4.3 weergegeven – oordelen heeft de Rechtbank, naar het oordeel van het Hof, op goede gronden juiste beslissingen genomen. Het Hof maakt de desbetreffende overwegingen tot de zijne.
Splitsing
4.5
Belanghebbende betoogt subsidiair dat de behaalde voordelen dienen te worden gesplitst, waarbij de aanslagen dienen te worden verminderd met de autonome waardestijging van de verkochte woningen omdat deze waardestijging niet voortvloeit uit zijn werkzaamheden. Dit betoog faalt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 11 november 2005, nr. 40246, ECLI:NL:HR:2005:AU6017, geoordeeld dat nu het behalen van voordeel zijn verklaring vindt in de (bouw)arbeid van de belastingplichtige, het niet meer van belang is of de uiteindelijke omvang van het behaalde voordeel mede afhankelijk was van factoren die niet door diens arbeid werden beïnvloed (vgl. HR 16 juli 1984, nr. 22585, BNB 1984/247 en HR 20 juni 2003, nr. 37974, ECLI:NL:HR:2003:AH1017).
Heffingsrente
4.6
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffingsrente aangevoerd. Nu de aanslagen niet worden verminderd, is er ook geen aanleiding voor een vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, voorzitter, mr. G.J. van Leijenhorst en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong - Braaksma als griffier.
De beslissing is op 8 januari 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong - Braaksma)
(B.F.A. van Huijgevoort)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 9 januari 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.