Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak verzoekt de man om vast te stellen dat er een band bestaat tussen hem en de moeder van zijn kind, die in voldoende mate met een huwelijk op één lijn valt te stellen, of dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen hem en het kind. De man is gehuwd met een andere vrouw en heeft een Marokkaans huwelijk met de moeder van het kind, dat is ontbonden na haar overlijden in 2009. De rechtbank Midden-Nederland heeft het verzoek van de man afgewezen, waarna hij in hoger beroep is gegaan. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2014 is de man verschenen, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De bijzonder curator en de Raad voor de Kinderbescherming waren ook aanwezig. Het hof overweegt dat de man onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen om zijn stelling te onderbouwen dat er een band bestaat die met een huwelijk te vergelijken is. Het hof wijst erop dat de man geen DNA-onderzoek heeft laten doen om zijn verwekkerstatus te bevestigen en dat de overgelegde documenten niet voldoende zijn om zijn claims te ondersteunen. De man heeft ook geen relevante stukken overgelegd die zijn stellingen onderbouwen. Het hof concludeert dat de man niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek om vervangende toestemming tot erkenning van het kind en bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. De beslissing is genomen door een collegiaal hof en is openbaar uitgesproken op 1 mei 2014.