Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de man,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
2013;
21 februari 2014;
24 februari 2014.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Blijkens de bij de brief van de man in eerste aanleg, gedateerd 4 april 2013, overgelegde producties heeft de werkgever van de man met ingang van december 2012 de aflossingstermijn van de lening verlengd van 22 maanden naar 36 maanden. De man begroot het termijnbedrag aan rente en aflossing op die lening met ingang van december 2012 op € 415,- per maand. Anders dan de vrouw is het hof van oordeel dat deze aflossing niet bovenmatig is. Hierbij betrekt het hof dat uit de leningsovereenkomst van de man en de vrouw van 27 januari 2009, productie 3 bij verzoekschrift in eerste aanleg, blijkt dat het de bedoeling was dat de lening van € 14.533,47 per 1 januari 2011 zou zijn afgelost, hetgeen neerkomt op een beduidend hogere aflossing dan de man thans met zijn werkgever is overeengekomen. Het hof houdt dan ook in verband met de lening van de man bij zijn werkgever rekening met een bedrag van € 415,- per maand aan rente en aflossing. Het hogere aflossingsbedrag van € 665,- acht het hof wel bovenmatig, zodat het hof rekening houdt met een bedrag van € 415,- aan rente en aflossing met ingang van 1 augustus 2012. Grief 3 slaagt in zoverre.
De man en de vrouw zijn medio 2011 duurzaam gescheiden gaan leven, zodat de man door de belastingdienst kan worden aangemerkt als alleenstaande zonder toeslagpartner. Dit brengt met zich dat de man vanaf dat moment zelfstandig de kinderopvangtoeslag kan aanvragen. Deze kan de man (in ieder geval) voor 2013 alsnog met terugwerkende kracht aanvragen. Gelet hierop heeft de man de stelling van de vrouw dat de man eerder kinderopvangtoeslag had kunnen aanvragen onvoldoende gemotiveerd betwist, hoewel dit wel op zijn weg had gelegen.
Onder deze omstandigheden is het hof met de vrouw van oordeel dat de man in aanmerking had kunnen komen voor een kinderopvangtoeslag over een gedeelte van 2012 en het hele jaar 2013. Hiermee houdt het hof dan ook rekening. Het hof begroot de kinderopvangtoeslag op € 193,20 per maand. Deze toeslag strekt in mindering op de kinderopvangkosten die het hof hiervoor heeft berekend op € 282,75 per maand. Het hof berekent de netto kinderopvangkosten van de man dan ook op (afgerond) € 90,- per maand. Nu het hof voormelde kosten heeft gemiddeld op basis van de periode van een heel jaar acht het hof het redelijk met voormeld gemiddelde bedrag rekening te houden bij de bepaling van de draagkracht van de man vanaf augustus 2012. Grief 4 slaagt in zoverre.
.Het hof gaat er van uit dat de man, conform de beschikking van de rechtbank Assen van 21 juli 2010, gedurende voormelde periode een onderhoudsbijdrage voor [A.] heeft betaald en aldus fiscaal voordeel heeft genoten. Het hof begroot dit voordeel op (afgerond) € 57,- per maand. Aldus heeft de man een totale draagkracht voor een bijdrage van € 417,- per maand.