ECLI:NL:GHARL:2014:4892

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
18 juni 2014
Zaaknummer
13/01268
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de waardevaststelling van een hoekwoning onder de Wet WOZ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 juni 2014 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 november 2013. De zaak betreft de waardevaststelling van een hoekwoning aan de [a-straat] 18 te [Z] onder de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 246.000 per waardepeildatum 1 januari 2011, wat leidde tot een aanslag onroerendezaakbelasting van € 452,14 voor het jaar 2012. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar handhaafde zijn besluit. De rechtbank Gelderland verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna zij in hoger beroep ging.

Tijdens de zitting op 8 mei 2014 heeft belanghebbende, bijgestaan door haar echtgenoot, haar standpunt toegelicht. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door [B] en [C], een WOZ-taxateur. Belanghebbende betwistte de vastgestelde waarde en voerde aan dat de heffingsambtenaar ten onrechte van de hoogste waarden was uitgegaan en onvoldoende rekening had gehouden met waardedrukkende factoren zoals de ligging en het onderhoud van de woning. De heffingsambtenaar verdedigde zijn standpunt met een taxatie van [E] en stelde dat de waarde niet te hoog was vastgesteld.

Het Hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde van de onroerende zaak niet te hoog was vastgesteld. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Belanghebbende had geen recht op proceskostenvergoeding, aangezien het beroep ongegrond werd verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

Afdeling belastingrecht
Locatie Arnhem
nummer 13/01268
uitspraakdatum: 17 juni 2014
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 november 2013, nummer AWB 13/626, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan de
gemeente Nijmegen(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 18 te [Z] (hierna: de onroerende zaak), per waardepeildatum 1 januari 2011 en naar de toestand op die datum, voor het jaar 2012 vastgesteld op € 246.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts aan belanghebbende de aanslag onroerendezaakbelasting 2012, voor zover het betreft het eigenaarsgedeelte, opgelegd ten bedrage van € 452,14.
1.2
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij in één geschrift vervatte uitspraken de beschikking en de aanslag gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 7 november 2013 ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende, bijgestaan door haar echtgenoot, [A], alsmede [B] namens de heffingsambtenaar, bijgestaan door [C], WOZ-taxateur.
1.7
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak. De onroerende zaak is een hoekwoning met carport en garage/schuur, bouwjaar 1968 en is gelegen in de wijk [D]. Gemeten naar de buitenmaten is de inhoud van de onroerende zaak 440 m3. De oppervlakte van het perceel is 323 m2, waarvan 35 m2 is belast met een erfdienstbaarheid van voetpad. In het dakbeschot van de garage/schuur zijn eternitplaten verwerkt.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is of de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak ingevolge de Wet WOZ op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Voorts is in geschil of de Rechtbank belanghebbende ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend voor het door haar ingediende bezwaar- en beroepschrift. Belanghebbende beantwoordt de vragen bevestigend en de heffingsambtenaar ontkennend.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar, vermindering van de vastgestelde waarde tot € 215.000 en vergoeding van haar proceskosten in bezwaar, beroep en hoger beroep.
3.4
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ moet de waarde van de onroerende zaak worden bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de onroerende zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Naar de bedoeling van de wetgever is deze waarde de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding.
4.2
Het Hof stelt voorop dat op de heffingsambtenaar de last rust feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken die meebrengen dat de door hem verdedigde waarde niet te hoog is. Ter onderbouwing van zijn standpunt mag de heffingsambtenaar nadere stukken indienen of zijn standpunt wijzigen, zo lang hij daarmee niet in strijd handelt met het recht. Dit is in het onderhavige geval niet aannemelijk geworden, zodat het Hof, anders dan belanghebbende verdedigt, de door de heffingsambtenaar ingediende nadere stukken in zijn oordeel zal betrekken.
4.3
Ter onderbouwing van de door hem verdedigde waarde verwijst de heffingsambtenaar naar de taxatie die [E] op 23 september 2013 heeft opgesteld. Bij de taxatie heeft [E] rekening gehouden met het achterstallige onderhoud aan de dakkapel en de garage/schuur door € 3.000 op de (getaxeerde) waarde in mindering te brengen. Daarnaast heeft hij aan het gedeelte van de grond waarop een erfdienstbaarheid rust, geen waarde toegekend. In de taxatie heeft [E] de volgende vergelijkingspanden gebruikt voor de onderbouwing van de door hem getaxeerde waarde van € 252.000, waarbij in de onderstaande tabel de grond waarop een erfdienstbaarheid rust, niet tot het perceel is gerekend:
Woning
Bouwjaar
Inhoud
Perceel
Soort woning
Verkoopprijs
Leveringsdatum
Prijs per m3
[a-straat]. 18
1968
440 m3
288 m2
hoekwoning
€ 335
[b-straat]. 60
1966
364 m3
170 m2
rijwoning (deels geschakeld)
€ 203.500
30-5-2011
€ 365
[c-straat] 53
1965
368 m3
165 m2
hoekwoning
€ 184.000
3-8-2011
€ 325
[d-straat] 18
1965
317 m3
153 m2
rijwoning
€ 206.000
3-5-2010
€ 390
4.4
Belanghebbende stelt onder meer dat de heffingsambtenaar ten onrechte van de hoogste waarden is uitgegaan, er betere vergelijkbare panden zijn die dichter bij de waardepeildatum zijn verkocht, onvoldoende rekening is gehouden met waardedrukkende liggingsfactoren en er geen rekening is gehouden met de schade aan de onroerende zaak door de trillingen van passerende bussen. Voorts heeft zij een taxatie overgelegd van [F], makelaar-taxateur. [F] heeft de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 2011 getaxeerd op € 235.000, waarbij hij is uitgegaan van de staat waarin de onroerende zaak op 3 februari 2014 verkeerde. Belanghebbende heeft in 2012 voor in totaal € 12.662,64 onderhoudswerkzaamheden laten verrichten aan de regenafvoer en de daken van de woning, de carport en de garage/schuur. Belanghebbende meent dat aan de aanwezigheid van de eternitplaten en het achterstallige onderhoud op 1 januari 2011 een waardedruk van € 20.000 moet worden toegekend. Dit bedrag moet volgens belanghebbende op de getaxeerde waarde van € 235.000 in mindering worden gebracht, omdat [F] bij zijn taxatie daarmee geen rekening heeft gehouden. In hoger beroep heeft belanghebbende voorts ter onderbouwing van haar standpunt verkoopgegevens overgelegd van drie woningen die zijn gelegen in de wijk [D] en die naar haar mening goed vergelijkbaar zijn met de onroerende zaak. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar voor elk van die woningen een prijs per kubieke meter genoemd die hij uit de verkoopprijzen heeft afgeleid. Het Hof acht de genoemde – hierna weergegeven – kubieke meterprijzen aannemelijk. De betreffende woningen zijn:
Woning
Bouwjaar
Inhoud
Perceel
Soort woning
Verkoopprijs
Verkoopdatum
Prijs per m3
[e-straat] 40
1965
350 m3
192 m2
hoekwoning
€ 175.000
23-6-2010
€ 291
[f-straat] 29
1967
330 m3
165 m2
hoekwoning
€ 165.000
6-4-2010
€ 295
[f-straat] 27
1966
375 m3
216 m2
hoekwoning
€ 192.000
9-8-2011
€ 286
4.5
Naar het oordeel van het Hof zijn de door de heffingsambtenaar aangedragen vergelijkingspanden die alle in de wijk [D] zijn gelegen, wat betreft bouwjaar en grootte voldoende vergelijkbaar met de onroerende zaak van belanghebbende. Met de omstandigheid dat de vergelijkingspanden een aantal maanden vóór of na de waardepeildatum zijn verkocht heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden. De heffingsambtenaar heeft bij het vaststellen van de waarde voorts voldoende rekening gehouden met de kleinere inhoud van de vergelijkingspanden, de geringere perceelsoppervlakte en de verschillen in ligging, type, verkeersoverlast en onderhoudstoestand. Daarbij weegt het Hof mee dat de waardedrukkende omstandigheden die belanghebbende heeft aangedragen voor haar woning, deels zich ook voordoen bij de vergelijkingspanden en deels worden gecompenseerd door andere waardedrukkende omstandigheden van de vergelijkingspanden, zoals de omstandigheid dat sprake is van een rijwoning of dat een vrij uitzicht ontbreekt. Met de erfdienstbaarheid heeft de heffingsambtenaar rekening gehouden door aan de grond die daarmee belast is geen waarde toe te kennen en met het achterstallig onderhoud heeft hij rekening gehouden door een aftrek toe te passen van in ieder geval € 3.000. Het verschil tussen de getaxeerde waarde van € 252.000 en de vastgestelde waarde van € 245.000 biedt de heffingsambtenaar voldoende ruimte voor zover hij onvoldoende rekening zou hebben gehouden met de waardedruk van het achterstallige onderhoud en de aanwezigheid van de eternitplaten.
4.6
De heffingsambtenaar heeft ter zitting van het Hof, in afwijking van zijn verklaring ter zitting van de Rechtbank, bestreden dat hij de hoogste verkopen van vergelijkbare woningen heeft gebruikt voor het bepalen van de waarde van de onroerende zaak van belanghebbende. Hij verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar de door belanghebbende aangedragen woningen aan de [e-straat] en de [f-straat]. De prijzen per kubieke meter van deze woningen die niet aan de buitenrand maar in de wijk [D] zijn gelegen en een mindere uitstraling dan belanghebbendes onroerende zaak hebben door bijvoorbeeld het ontbreken van een balkon, wijken niet sterk af van de prijs per kubieke meter die de heffingsambtenaar bij belanghebbendes onroerende zaak heeft toegepast. De afwijking in kubieke meterprijs heeft de heffingsambtenaar verklaard door te wijzen op de genoemde verschillen in ligging en uitstraling, waarbij hij rekening heeft gehouden met het feit dat belanghebbendes onroerende zaak aanzienlijk groter is dan de woningen aan de [e-straat] en de [f-straat]. Het Hof acht aannemelijk, mede gelet op de verwijzing naar de door belanghebbende aangedragen woningen, dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de waarde niet van de hoogste verkopen gebruik heeft gemaakt.
4.7
Belanghebbende bestrijdt de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde voorts met het door [F] opgestelde taxatierapport. [F] heeft de waarde van de onroerende zaak gewaardeerd door middel van objectvergelijking. Bij het rapport heeft [F] statistieken gevoegd en een overzicht van vierendertig in of na 1900 gebouwde en zes nog te bouwen hoekwoningen in [Z] die alle na 1 juli 2011 zijn verkocht. Met de statistieken en het overzicht heeft [F] niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij tot de door hem getaxeerde waarde is gekomen. Nu hij is uitgegaan van de toestand van de onroerende zaak op 3 februari 2014, heeft hij evenmin inzichtelijk gemaakt welke invloed de na de waardepeildatum verrichte onderhoudswerkzaamheden op de door hem getaxeerde waarde hebben gehad. Het enkele feit dat de kosten van de in 2012 uitgevoerde werkzaamheden in totaal € 12.662,64 hebben bedragen, brengt niet zonder meer met zich dat de onroerende zaak met ongeveer een gelijk bedrag in waarde is toegenomen. Het door belanghebbende overgelegde taxatierapport biedt daarmee geen, althans onvoldoende argumenten die aan de juistheid van het door de heffingsambtenaar overgelegde taxatierapport doet twijfelen.
4.8
Met al hetgeen de heffingsambtenaar heeft aangedragen heeft hij naar het oordeel van het Hof aannemelijk gemaakt dat hij de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld.
4.9
Belanghebbende heeft voorts verschillende grieven aangevoerd tegen de wijze waarop de heffingsambtenaar de beschikking heeft vastgesteld, het bezwaarschrift heeft afgedaan en in beroep en hoger beroep heeft gehandeld. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbende aangegeven, dat deze grieven met name dienen ter overdenking voor de heffingsambtenaar. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, bestaat geen aanleiding voor een vergoeding van schade in de zin van artikel 8:73 (oud) van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof heeft in de beoordeling van de standpunten van partijen evenmin aanleiding gevonden over te gaan tot veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende in bezwaar, beroep of hoger beroep (vgl. HR 26 november 2010, nr. 09/02076, BNB 2011/27, ECLI:NL:HR:2010:BL8869).
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. C.M. Ettema, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De beslissing is op 17 juni 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderd de De voorzitter,
uitspraak te ondertekenen,
(R.F.C. Spek)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op : 18 juni 2014
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.