Uitspraak
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
"3.21 De vraag die resteert is met ingang van wanneer de wettelijke handelsrente verschuldigd is. [appellante] meent dat een uiterste dag van betaling is overeengekomen, te weten 6 april 2003. Het hof volgt [appellante] niet in dit betoog. In de koopovereenkomst is weliswaar bepaald dat partijen uiterlijk op 1 april 2003 een definitieve overnamebalans zullen vaststellen en dat uiterlijk 5 werkdagen na het vaststellen van de definitieve overnamebalans de restant koopsom dient te worden betaald, maar daaruit volgt niet dat de restant koopsom ook uiterlijk op 6 april 2003 dient te worden betaald wanneer partijen op 1 april 2003 nog geen overeenstemming hebben bereikt over de definitieve overnamebalans. De termijn van 5 werkdagen gaat pas in vanaf het moment dat partijen in onderling overleg een definitieve overnamebalans hebben vastgesteld. Van dat laatste is nimmer sprake geweest.3.22 Het hof stelt vast dat een factuur ontbreekt. In het dossier heeft het hof ook geen met een factuur vergelijkbaar betalingsverzoek aangetroffen. Ook is het hof niet duidelijk tot welk moment partijen met elkaar hebben overlegd over de totstandkoming van een definitieve overnamebalans, zodat het niet kan aansluiten bij dat moment als het moment waarop de definitieve overnamebalans geacht moet worden tot stand te zijn gekomen. Het hof ziet in een en ander reden om partijen in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de ingangsdatum van de wettelijke handelsrente."
definitieve overnamebalans. Rekening houdend met de overeengekomen termijn van vijf dagen zal het hof uitgaan van 20 december 2003 als de datum waarop de restant koopprijs uiterlijk had moeten worden betaald. De wettelijke handelsrente is aldus verschuldigd vanaf 21 december 2003.
3.De beslissingHet gerechtshof:vernietigt de vonnissen van 13 januari 2010, 2 maart 2011 en 25 mei 2011 tussen partijen gewezen,en opnieuw rechtdoende:veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellante] te betalen een bedrag van € 92.070,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 21 december 2003 tot aan het tijdstip van voldoening;veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de helft van de proceskosten van [geïntimeerde] en begroot de door [geïntimeerde] verschuldigde proceskosten op:
- € 2.394,66 aan verschotten en € 4.606,- voor geliquideerd salaris van de advocaat in hoger beroep;