Uitspraak
[B.V. X],
[geïntimeerde],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
bij arrest uitvoerbaar bij voorraad om het vonnis van 16 maart 2011 als gewezen door de rechtbank Leeuwarden sector Civiel tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde te vernietigen, een en ander zo nodig onder verbeteringen en aanvulling van de gronden en geïntimeerde te veroordelen om aan appellante te betalen een bedrag van€ 9.937,53 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 9.937,53 vanaf 25 november 2009 tot de dag der voldoening alsmede geïntimeerde te veroordelen in de proceskosten in beide instanties".
3.De beoordeling van het geschilVaststaande feiten
(2.1 tot en met 2.4) zijn geen grieven gericht en ook anderszins is niet van bezwaren gebleken. Het hof zal dan ook uitgaan van de door de rechtbank vastgestelde feiten, die
- aangevuld met enkele andere feiten - op het volgende neerkomen.
“Salaris gemachtigde 209011 [A]/[B]”.De factuur vermeldt het klantnummer 2090. Dit klantnummer werd door [de vof] / [Q] ook vermeld op facturen voor [B.V. Y] en [B.V. Z]
“Factuur 1Zoals al aangegeven zijn er een groot aantal betalingen inzake [A]/wit rechtsstreeks aan [advocaat](hof: bedoeld is [advocaat])
voldaan (reeds € 9.500,-) ik stel voor dat wanneer het geld arriveert is, wij dit gezamenlijk uitzoeken.Factuur 2De opdrachtgever van deze vordering was [B.V. Z] en niet [geïntimeerde] Holding evenals uw overzicht openstaande facturen, nimmer was [geïntimeerde] privé of [geïntimeerde] holding uw opdrachtgever. Sterker nog [B.V. Z] was de enige die bij u ingeschreven stond.”
Bespreking van de grieven
grieven 1 en 2op een onjuiste lezing van het vonnis van de rechtbank. De rechtbank heeft het verweer van
[geïntimeerde] dat het in de factuur in rekening gebrachte bedrag onvoldoende is onderbouwd, omdat onduidelijk is hoeveel tijd aan de zaak is besteed en door wie en omdat [geïntimeerde] al betalingen heeft verricht aan [advocaat], wel besproken en gehonoreerd. De
grieven 3 tot en met 5richten zich tegen (verschillende aspecten) van dit oordeel.
[advocaat], een overeenkomst met [geïntimeerde] is aangegaan betreffende de kwestie
[B] en [A] en dat zij dus de
opdrachtnemeris. [B.V. X] lijkt zich er, gelet op de toelichting op de grieven 1 en 2, niet van bewust dat daar een groot probleem ligt. Zij concentreert zich op de vraag of zij betreffende de kwestie [B] en [A] een overeenkomst is aangegaan met [geïntimeerde] of met [B.V. Z], dus op de vraag wie de
opdrachtgeveris in deze kwestie. Die vraag is echter niet opgeworpen door [geïntimeerde].
[B] en [A]. Daartoe is het volgende redengevend:
- Allereerst ontbreekt een schriftelijke opdrachtbevestiging. [B.V. X] heeft ook geen correspondentie in het geding gebracht waaruit kan worden afgeleid dat [de vof] / [Q] schriftelijk contact hebben gehad over het geschil tussen [geïntimeerde] en [B] en [A].
- Vervolgens heeft [B.V. X] niet duidelijk gemaakt wat de inhoud van de beweerdelijk aan haar verstrekte opdracht zou zijn. Tussen partijen staat niet ter discussie dat niet [de vof] / [Q], maar [advocaat] in de procedures tussen [geïntimeerde] en [B] en [A] als gemachtigde is opgetreden. Evenmin staat ter discussie dat [advocaat] rechtstreeks contact had met [geïntimeerde]. Het “eigenlijke werk” is dan ook door [advocaat] gedaan. In appel heeft [B.V. X] een urenspecificatie overgelegd, maar deze specificatie betreft de werkzaamheden van [advocaat], niet de werkzaamheden van medewerkers van [de vof] / [Q]. Wat [de vof] / [Q] zelf zou moeten doen op basis van de overeenkomst met [geïntimeerde] is met de urenspecificatie niet verduidelijkt;
- Voorts heeft [B.V. X] tegenstrijdige informatie verstrekt over de positie van [advocaat] in relatie tot de overeenkomst tussen [de vof] / [Q] en [geïntimeerde]. Bij gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg heeft haar bestuurder, de heer
[E] (hierna: [E]), verklaard dat [de vof] / [Q] [advocaat] heeft ingeschakeld. De declaratie van [advocaat] bedroeg volgens [E] ongeveer de helft van het bij
[geïntimeerde] in rekening gebrachte bedrag en is door [de vof] / [Q] betaald. [de vof] / [Q] heeft [geïntimeerde] in de betwiste declaratie voor 50 uren à € 180,- belast. Indien [advocaat], zoals [E] heeft verklaard, de helft van deze uren heeft gewerkt, zouden medewerkers van [de vof] / [Q] 25 uren aan de zaak hebben besteed. In hoger beroep heeft [B.V. X] echter betoogd dat [advocaat] “feitelijk het grootste deel van de werkzaamheden heeft uitgevoerd”. De urenspecificatie van [advocaat] sluit op ruim 64 uren, derhalve mee dan de in rekening gebrachte 50 uren. Dat medewerkers van [de vof] / [Q] daarnaast zelf nog werkzaamheden hebben verricht (zelfs evenveel als
[advocaat]), is in het licht van deze declaratie en de urenspecificatie van [advocaat] onwaarschijnlijk.
[E] heeft ook verklaard dat [advocaat] aan [de vof] / [Q] declareerde voor zijn werkzaamheden ten behoeve van [geïntimeerde] en dat de declaratie van [advocaat] door [de vof] / [Q] is betaald. In appel stelt [B.V. X] echter dat met [advocaat] de afspraak is gemaakt dat hij pas kan factureren aan [B.V. X] (bedoeld zal zijn: aan [de vof] / [Q]) wanneer [de vof] / [Q] betaling van haar opdrachtgever heeft ontvangen. Een declaratie van [advocaat] aan [de vof] / [Q] is er dan ook niet.
Nu de positie van [advocaat], door de tegenstrijdige informatie van [B.V. X] op dit punt, onduidelijk is, kan er ook niet van worden uitgegaan dat [advocaat] door [de vof] / [Q] als hulppersoon is ingeschakeld bij de uitvoering van de overeenkomst tussen [de vof] / [Q] en [geïntimeerde]. Het hof laat nog daar of een dergelijke constructie wel te verenigen is met de positie van [advocaat] als advocaat;
- Hiermee samenhangend: tussen partijen staat niet ter discussie dat [geïntimeerde] ten aanzien van de kwestie [B] en [A] bedragen heeft betaald aan [advocaat]. [B.V. X] heeft niet toegelicht hoe dit gegeven zich verhoudt tot haar stelling dat niet [advocaat], maar [de vof] / [Q] opdrachtnemer van [geïntimeerde] was;
- Ten slotte heeft [B.V. X] er geen verklaring voor gegeven dat zij eerst in 2008, enkele jaren nadat het geschil tussen [geïntimeerde] en [B] en [A] was ontstaan, een declaratie heeft verstuurd betreffende dit geschil.
4.De beslissingHet gerechtshof:bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;veroordeelt [B.V. X] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen, op € 284,- aan verschotten en op€ 894,- voor geliquideerd salaris van de advocaat;
5 augustus 2014.