Uitspraak
's-Hertogenbosch: HD 200.056.949/01, zaaknummer Hoge Raad: 11/05380)
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordelingVaststaande feiten
i) [geïntimeerde] is op 2 augustus 1992 in Schotland het slachtoffer geworden van een verkeersongeval.
Procedure tot nu toe
’s-Hertogenbosch. In appel heeft zij (deels opnieuw) de volgende verweren gevoerd tegen de vorderingen van het volgende aangevoerd tegen de vorderingen van [geïntimeerde]:
a. [geïntimeerde] heeft haar klachtplicht geschonden (grief I);
b. De vordering van [geïntimeerde] op [appellante] is verjaard (grief II);
c. De vordering van [geïntimeerde] op Interpolis en Generali was, anders dan de rechtbank
’s-Hertogenbosch in het geschil tussen [geïntimeerde] en deze verzekeraars heeft overwogen, niet verjaard. [geïntimeerde] heeft zich dan ook ten onrechte neergelegd bij het vonnis van deze rechtbank (grief III);
d. [Y] is niet aansprakelijk jegens [geïntimeerde] (grief IV);
e. [X] is niet aansprakelijk jegens [geïntimeerde] (grief V);
f. ten onrechte zijn de vorderingen van [geïntimeerde] op [appellante] toegewezen (grief VI).
Reikwijdte van de procedure na verwijzing
Beoordeling van het geschil na verwijzing
Bij gelegenheid van de comparitie in eerste aanleg heeft zij daaraan toegevoegd dat [Y] een fout heeft gemaakt door niet te anticiperen op de situatie. Er is volgens haar geen sprake van een situatie dat [Y] rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt.
In de memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] herhaald dat [Y] heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in de artikelen 5 en 6 WVW, welke artikelen volgens haar van toepassing zijn. Ook heeft zij opnieuw aangevoerd dat [Y] rekening had moeten houden met losliggend grind of split in de bocht waar hij ten val kwam.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen in eerste aanleg heeft zij daaraan toegevoegd dat sprake is van een evidente anticipatiefout van [X]. [X] heeft onvoldoende afstand gehouden en onvoldoende oplettend gereden, waardoor hij de (daartoe niet geschikte) berm moest inrijden om [Y] te ontwijken.
In de memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat artikel 19 RVV van toepassing is en dat [X] in strijd met deze bepaling heeft gehandeld. Ook heeft zij gesteld dat [geïntimeerde] zijn motorfiets niet steeds onder controle had. Van een ongelukkige samenloop van omstandigheden is volgens [geïntimeerde] geen sprake: [X] reed te hard en had te weinig afstand tot zijn voorganger om adequaat op diens fouten te kunnen reageren en te anticiperen.
"
Op grond van artikel 7 van het Haags Verkeersongevallenverdrag wordt bij het bepalen van de aansprakelijkheid rekening gehouden met de verkeers- en veiligheidsvoorschriften die ter plaatse op 2 augustus 1992 golden. De regels ingevolge het WVW en de RVV zijn echter wel in zoverre van belang dat deze nader de norm bepalen waarnaar beoordeeld wordt of [Y] en [X] jegens [geïntimeerde] de zorgvuldigheid in acht hebben genomen die ter plaatse gelet op alle van belang zijnde feiten en omstandigheden van hen worden gevergd."Tegen deze overweging is geen cassatiemiddel gericht - ook onderdeel 2 bevat geen klacht tegen deze overweging -, zodat het hof als verwijzingsrechter van deze overweging heeft uit te gaan. Alleen om deze reden kan [appellante] niet worden gevolgd in haar betoog dat bij het antwoord op de vraag of [Y] en [X] onrechtmatig hebben gehandeld jegens [geïntimeerde] de bepalingen van de WVW en het RVV geen rol spelen.
[getuige 1]:
“De weg was bedekt met nieuwe split.(…)Ik zag dat [Y] in een naar links verlopende bocht de macht over het stuur verloor en ten val kwam. In die bocht lag rechts van de weg meer split dan elders.”[getuige 2]:
“We reden met een snelheid, die lag tussen de 40 en 50 kilometer per uur in formatie, over een smalle weg die bedekt was met los split.”[getuige 3]:
“We reden in een formatie van vijf motoren over een smalle weg die bedekt was met nieuw aangebracht split. Deze split lag nog los op de weg.”
De verklaring van [Y] luidt:
“Vraag: Was de gehele weg van grind voorzien, of lag er alleen grind in de bewuste bocht?Antw: Voor zover ik weet alleen in die bocht.Vraag: Lag er eventueel op meerdere plaatsen grind op de weg?Antw: Op een weg laat je meestal onder het rijden een voet over de weg glijden. Als er los grind op de weg ligt merk je dit dan meteen. Dat was hier niet het geval.Vraag: Was het grind op de weg in de bocht al op geruime afstand zichtbaar?Antw: NeenVraag: Hoe was de toestand van de weg in z’n geheel?Antw: De weg was over het algemeen goed berijdbaar.(…)”[getuige 3] heeft verklaard:
“1. Er lag waarschijnlijk alléén in die bocht grind op de weg.(…)4. De weg was zover ik me kan herinneren in goede staat.”
's-Hertogenbosch. Het hof heeft de afstand tussen de motoren niet vastgesteld. Dat had de rechtbank overigens ook niet gedaan. Voor de beslissing van De Hoge Raad was de afstand tussen beide motoren ook niet van belang. De Hoge Raad heeft zich waarschijnlijk gebaseerd op hetgeen [geïntimeerde] in de inleidende dagvaarding over de afstand heeft aangevoerd. Hoe dan ook, nu het hof 's-Hertogenbosch niets over de afstand heeft vastgesteld, deze afstand ook in de procedure tot cassatie geen rol heeft gespeeld en partijen in de procedure in feitelijke instanties steeds over deze afstand van mening hebben verschild en nog van mening verschillen, kan het hof niet zonder meer uitgaan van de afstand waarvan de Hoge Raad is uitgegaan.
of meer. Ook op het punt van de afstand is bewijslevering nodig. Op [Y] rust de bewijslast van haar stelling dat [X] onvoldoende afstand in acht heeft genomen tot [Y], zodat het hof haar tot het leveren van dit bewijs zal toelaten.
3.De beslissingHet gerechtshof:alvorens nader te beslissen
a. de weg waarop het ongeval plaats vond recent was voorzien van een nieuwe laag grind, althans dat ook elders op de weg dan in de bocht waarin het ongeval plaats vond los grind aanwezig was;
b. de afstand tussen de motor van [Y] en de motor van [X] onvoldoende was;
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de
roldatum dinsdag2 september 2014, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
19 augustus 2014.